![Niek Klein Beernink](https://www.barentskrans.nl/wp-content/uploads/2024/03/Niek-Klein-Beernink-300x174.jpg)
In deze rubriek bespreken de (cassatie)advocaten van BarentsKrans oude arresten die nog steeds relevant zijn. Ditmaal behandelen we het Wennex-arrest uit 1944.[1] In dit arrest staat de vraag centraal of aandeelhouders van een vennootschap onderling afspraken mogen maken over de wijze waarop zij hun stem uitbrengen in de algemene vergadering van aandeelhouders, en of een aandeelhouder – al dan niet in lijn met die afspraak – naar eigen goeddunken van zijn stemrecht gebruik mag maken.
De stemovereenkomst
In beginsel is iedere aandeelhouder gerechtigd om tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders een stem uit te brengen.[2] Afspraken over de wijze waarop aandeelhouders van een vennootschap hun stemrecht uitoefenen kunnen worden vastgelegd in een stemovereenkomst. Aandeelhouders kunnen om uiteenlopende redenen een stemovereenkomst sluiten, bijvoorbeeld om impasses in de besluitvorming te voorkomen of om een machtspositie te creëren in de algemene vergadering van aandeelhouders.[3] Doorgaans is een stemovereenkomst geregeld in de aandeelhoudersovereenkomst. Dat is een overeenkomst waarin aandeelhouders van een vennootschap in bredere zin afspraken maken over hun onderlinge rechtsverhouding, vaak in aanvulling op of in afwijking van de statuten van de vennootschap.[4]
Feiten in het Wennex-arrest
In het Wennex-arrest was sprake van een situatie waarin de betrokken aandeelhouders ieder voor de helft deelnamen in het kapitaal van de vennootschap. Tijdens de algemene vergadering van 30 september 1940 zijn de stemmen gestaakt over het voorstel om in verband met een zieke commissaris, tijdelijk drie commissarissen te benoemen. Hierdoor bevond de besluitvorming zich in een impasse. In geval van een impasse in de besluitvorming zijn partijen bij een aan de oprichting van de vennootschap voorafgaande akte overeengekomen dat:
“Zoolang partijen als enige aandeelhouders in de Naamloze Vennootschap, daarin elk de helft van het aandelenkapitaal zullen bezitten, verplichten zij zich om zoo ter vergadering van aandeelhouders over een zaak, waarover bij eenvoudige meerderheid van stemmen kan worden beslist, de stemmen staken, daarover het advies in te winnen van een Commissie […] Partijen verplichten zich binnen een maand na ontvangst van het advies, een vergadering van aandeelhouders te houden, ter behandeling van het punt in kwestie en daarbij hun stem uit te brengen, overeenkomstig het door de commissie gegeven advies”.
Bij de Hoge Raad stond de vraag centraal of bovengenoemde afspraak (stemovereenkomst) het vrije stemrecht van de aandeelhouders ongedaan maakt en of een stem in strijd met deze afspraak daardoor als krachteloos moet worden aangemerkt.
Oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad stelt voorop dat een stemovereenkomst op zichzelf niet in strijd is met de toentertijd geldende wettelijke bepalingen. De Hoge Raad vervolgt:
“dat een dergelijke contractuele gebondenheid van een aandeelhouder ten aanzien van zijn in de algemeene vergadering eener N.V. uit te brengen stem, vennootschapsrechtelijk zijn stemrecht volkomen onaangetast laat”.[5]
Kortom, de contractuele gebondenheid van aandeelhouders om op een bepaalde wijze te stemmen tast het stemrecht in vennootschapsrechtelijke zin niet aan. Het stemrecht is volgens de Hoge Raad een eigen recht, gegeven aan de aandeelhouder om zijn belang in de vennootschap te dienen. De stelling van de eiser in cassatie dat een aandeelhouder die contractueel gebonden is aan een stemovereenkomst niet vrij is om te stemmen zoals hem goeddunkt en dat een afwijkende stem krachteloos is, is dan ook onjuist.
Contractuele gebondenheid en doorwerking in het vennootschapsrecht
Zo’n tachtig jaar na dato geldt nog steeds: een stem uitgebracht in strijd met een stemovereenkomst is in beginsel geldig. Echter, de aandeelhouder handelt daarmee wel in strijd met de stemovereenkomst, waardoor dit wel wanprestatie kan opleveren. De consequentie hiervan kan zijn dat er mogelijk een schadevergoeding moet worden betaald aan de wederpartij(en). Ook kunnen rechters (afhankelijk van de omstandigheden van het geval) tot het oordeel komen dat een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders in strijd met een stemovereenkomst vernietigbaar is op grond van de redelijkheid en billijkheid conform artikel 2:8 jo. 2:15 lid 1 sub b BW. Het gaat hierbij om de zogenaamde doorwerking van de stemovereenkomst (of in bredere zin, aandeelhoudersovereenkomst) in het vennootschapsrecht.[6]
Geconcludeerd kan worden dat, hoewel de aandeelhouder vennootschapsrechtelijk gezien vrij is te stemmen “hoe hij wil”, een aandeelhouder er goed aan doet tweemaal te denken voor hij in strijd met een stemovereenkomst stemt.
[1] HR 30 juni 1944, ECLI:NL:HR:1944:BG9449, NJ 1944, 465 (Wennex).
[2] Artikel 2:118 / 2:228 BW. Houders van gecertificeerde en stemrechtloze aandelen hebben geen stemrecht. Ook kan het stemrecht op een aandeel zijn overgedragen aan een vruchtgebruiker of pandhouder. Op aandelen (of certificaten) die toebehoren aan de vennootschap of aan een dochtervennootschap kan ook niet worden gestemd.
[3] G. van Solinge & M.P. Nieuwe Weme, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands burgerlijk recht. 2. Rechtspersonenrecht. Deel IIb. NV en BV. Corporate Governance, Deventer: Wolters Kluwer 2019, par. 1.8.
[4] Idem.
[5] Dit arrest is naar analogie ook van toepassing op de besloten vennootschap. Het is namelijk pas sinds 29 juni 1971 mogelijk in Nederland een besloten vennootschap op te richten.
[6] Kantoorgenoten Maurits Tol en Rachel Mulder schreven eerder een artikel over de (doorwerking van de) aandeelhoudersovereenkomst. Ik wijs met name op de door hen behandelde uitspraken: (i) Hof Amsterdam 13 januari 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:55, JOR 2015/69 (Kekk/Delfino) en (ii) Rechtbank Den Haag 1 augustus 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BX5922, JOR 2012/286 (Vanka-Kawat).