Cassatienieuws- cassatieblogs

Cassatieprocedure

Verweer in cassatie en incidenteel cassatieberoep

Het is ook mogelijk dat uw wederpartij u in een cassatieprocedure betrekt. U of uw advocaat ontvangt dan een procesinleiding waarin de gronden van het beroep zijn geformuleerd. Een cassatieadvocaat kan u adviseren over de haalbaarheid van deze klachten en de noodzaak om daartegen verweer te voeren.

Als de uitspraak ook voor u als verweerder nadelige beslissingen bevat, kunt u daar met een eigen cassatieberoep tegen opkomen. Dit incidentele cassatieberoep wordt ingesteld bij het verweerschrift in cassatie.

Verloop van de cassatieprocedure

De cassatieprocedure kent vorderingszaken en verzoekzaken. Een vorderingszaak heeft (meestal) betrekking op het cassatieberoep tegen een arrest. Een verzoekzaak ziet op het cassatieberoep tegen een beschikking. Beide procedures worden ingeleid met een procesinleiding. Daarin moeten de gronden van het cassatieberoep volledig zijn uitgewerkt. Het cassatieberoep kan dus niet – zoals in hoger beroep – ingesteld worden met een ‘lege’ procesinleiding.

Als de Hoge Raad het cassatieberoep ontvankelijk acht, kan de verweerder in cassatie op de klachten reageren met een verweerschrift. Dit bevat in een vorderingszaak doorgaans slechts de eenregelige conclusie dat het cassatieberoep verworpen moet worden. Als de verweerder incidenteel cassatieberoep instelt, moet het verweerschrift ook de gronden van het incidentele cassatieberoep bevatten.

In een vorderingszaak wisselen partijen vervolgens drie of vier maanden na het verweerschrift gelijktijdig een schriftelijke toelichting uit. Bij die gelegenheid kan de eiser zijn cassatieklachten toelichten met verwijzing naar relevante jurisprudentie, literatuur en andere juridische bronnen. De verweerder kan in de schriftelijke toelichting inhoudelijk verweer voeren tegen de cassatieklachten en zijn eventuele incidentele cassatieklachten toelichten. Partijen kunnen twee weken na de uitwisseling daarvan nog op elkaars schriftelijke toelichting reageren middels een re- of dupliek.

In een verzoekzaak is het procedureverloop anders. De procesinleiding moet alle klachten bevatten. Die klachten moeten ook meteen volledig worden toegelicht onder verwijzing naar de relevante jurisprudentie, literatuur en andere juridische bronnen. De verweerder moet zijn verweer meteen volledig uitwerken in het verweerschrift. Eventuele incidentele klachten moeten daarin eveneens volledig uitgewerkt en toegelicht worden. De eiser mag vervolgens nog met een verweerschrift inhoudelijk reageren op eventuele incidentele klachten.

Zowel in een vorderingszaak als in een verzoekzaak gaan na de schriftelijke fase de stukken naar het parket bij de Hoge Raad voor de conclusie van de procureur-generaal. Deze conclusie is een (niet-bindend) advies aan de Hoge Raad over de zaak en volgt doorgaans na zo’n vijf à zes maanden. Daarop kan nog binnen twee weken met een zogenaamde ‘Borgersbrief’ worden gereageerd.  De uitspraak van de Hoge Raad volgt normaliter weer drie of vier maanden later.

De uitspraak in cassatie

Als de Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van de lagere rechter vernietigd moet worden, zijn er twee opties: in de meerderheid van de gevallen verwijst hij de zaak naar een andere lagere rechter, maar soms doet de Hoge Raad de zaak zelf af. Als de Hoge Raad de zaak verwijst naar een andere rechter, gaat deze verder met de beoordeling van de zaak, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad. Als de Hoge Raad de zaak zelf afdoet, geeft hij een eindoordeel. Daarmee komt een einde aan de procedure.

Als de Hoge Raad oordeelt dat het cassatieberoep moet worden verworpen, kan de Hoge Raad daartoe een inhoudelijke motivering geven. De Hoge Raad heeft echter ook de mogelijkheid het cassatieberoep (deels) te verwerpen met toepassing van art. 81 RO. De Hoge Raad geeft dan geen inhoudelijke motivering voor zijn oordeel, maar volstaat met de standaardmotivering dat het cassatieberoep geen vragen aan de orde stelt die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht.