Wanneer u een uitspraak krijgt die voor u nadelige beslissingen bevat en die u niet meer kunt aanvechten bij de rechtbank of het hof, kunt u meestal in cassatie gaan. Als uitgangspunt kan het cassatieberoep alleen ingesteld worden tegen een einduitspraak. Dat betekent dat er definitieve beslissingen zijn verwoord in het dictum (de eindbeoordeling onder het kopje ‘beslissing’). Is geen sprake van een einduitspraak, dan kan slechts cassatieberoep worden ingesteld als de rechter die de uitspraak heeft gedaan daarvoor verlof verleent.
Hieronder vindt u informatie over het verloop van de cassatieprocedure en over het inwinnen van een cassatieadvies.
De cassatietermijn
Een cassatieberoep moet doorgaans binnen drie maanden na de datum van de te bestrijden uitspraak worden ingesteld. Als de wet voor het hoger beroep een termijn voorschrijft die korter is dan drie maanden, wordt ook de termijn voor het cassatieberoep verkort. De hoofdregel is dat de termijn voor het cassatieberoep dan wordt gesteld op het dubbele van de termijn die voor het hoger beroep is bepaald. Zo geldt in kort geding een cassatietermijn van acht weken. In enkele bijzondere procedures geldt een kortere cassatietermijn, waarbij vooral te denken valt aan insolventieprocedures.
In cassatie gaan: de Hoge Raad
De Hoge Raad is de hoogste rechter in Nederland op het gebied van het civiel, straf- en belastingrecht. Wanneer u in cassatie gaat, beoordeelt de Hoge Raad of de lagere rechter – veelal het hof – op grond van de door die lagere rechter vastgestelde feiten het recht juist heeft toegepast en of zijn beslissing is voorzien van een toereikende motivering. De cassatieprocedure is dus geen volledig nieuwe behandeling van de zaak. De Hoge Raad stelt ook geen eigen onderzoek in naar de feiten.
Als u een oordeel van de rechter over de feiten of de uitleg van (proces)stukken aan de Hoge Raad wilt voorleggen, zal op het betreffende punt sprake moeten zijn van een onbegrijpelijk oordeel. Van onbegrijpelijkheid in cassatie-technische zin is slechts sprake wanneer gezegd kan worden dat het hof op grond van de inhoud van de processtukken of de overige feiten onmogelijk tot zijn oordeel heeft kunnen komen.
In de cassatieprocedure geldt verder dat u belang moet hebben bij uw klachten. Dit betekent dat het slagen van de klachten ook tot een andere uitkomst van de procedure moet kunnen leiden. Klachten die de kern van de uitspraak niet aanvallen of die zich richten tegen oordelen die voor u niet nadelig zijn, hebben om die reden geen kans van slagen.