De invoering van de Warmtewet op 1 januari 2014 heeft grote veranderingen teweeg gebracht voor zowel warmteleverancier als consumenten. Met de wet kwamen er eindelijk (spel)regels voor de levering van warmte aan consumenten. In de praktijk bleek die gewenste duidelijkheid op de nodige terreinen echter nog achter te blijven: de Warmtewet was lang niet altijd duidelijk. Zo was (en is) niet altijd helder wanneer de Warmtewet van toepassing is en is het voor warmteleveranciers en consumenten niet altijd duidelijk welke rechten en verplichtingen ze hebben op grond van de Warmtewet. Die onduidelijkheid is gebleven en wordt versterkt door bijvoorbeeld het Acantus-arresten de mogelijke komst van de Wet collectieve warmtevoorziening. Onduidelijkheid leidt tot discussies tussen leveranciers en afnemers en beperkt de bereidheid te investeren in duurzame warmteprojecten, omdat de business case onzeker wordt.
In deze blogreeks zoomen we daarom nader in op de Warmtewet en bespreken we de volgende thema’s:
- de rechten van consumenten uit de Warmtewet;
- de werking van het prijsmechanisme;
- de meetverplichting uit de Warmtewet;
- de verplichtingen voor een warmteleverancier en het toezicht daarop; en
- de toekomst van de Warmtewet en de Wet collectieve warmtevoorziening.
In deze blog geven we een inleiding op de Warmtewet.
Doel en kernbepalingen Warmtewet
Artikel 2 lid 1 Warmtewet vat de kern van de Warmtewet goed samen: ‘Een leverancier draagt zorg voor een betrouwbare levering van warmte tegen redelijke voorwaarden en met inachtneming van een goede kwaliteit van dienstverlening’. Kort gezegd legt de Warmtewet dus regels op aan een warmteleverancier. Met deze regels wordt de afnemer van warmte – in de Warmtewet verbruiker genoemd – beschermd. Deze bescherming vond de wetgever nodig omdat de leverancier meestal de enige partij is die via een warmtenet warmte levert op een bepaalde locatie. Vaak is de leverancier dus een monopolist. De afnemer kan in de praktijk – anders dan bij gas en elektriciteit – niet uit verschillende leveranciers kiezen en bevindt zich dus in een kwetsbare positie, ook omdat alternatieven (zoals gas) vaak ontbreken. De afnemer is een gebonden verbruiker. De Warmtewet schiet de verbruiker te hulp en beoogt onder meer te voorkomen dat deze te hoge tarieven moeten betalen voor de warmte. Daarnaast geeft de Warmtewet verschillende regels die moeten zorgen voor voldoende zekerheid over de continuïteit van levering van warmte.
De Warmtewet legt – gelet op de beschermingsgedachte – dus vooral veel verplichtingen op aan een leverancier. Zo is de leverancier naast het realiseren en exploiteren van een betrouwbaar systeem onder meer verplicht om (i) een gespecificeerde nota van de geleverde diensten op te stellen, (ii) een storingsregistratie bij te houden en bij storingen getroffen verbruikers te compenseren, (iii) een boekhouding bij te houden waaruit blijkt wat de kosten en opbrengsten zijn van de levering van warmte en (iv) tegen een redelijke prijs en binnen een redelijke termijn een individuele meter of warmtewisselaar ter beschikking te stellen aan de verbruiker.
Toepassingsbereik Warmtewet
De Warmtewet grijpt stevig in op de verhouding tussen leverancier en verbruiker. De reikwijdte van de Warmtewet kan bepaald worden aan de hand van definities die in hoofdstuk 1 van de wet worden vermeld, waaronder de hoofdregelartikel 1a: ‘Deze wet is van toepassing op levering van warmte aan verbruikers’.
Verbruikers
Niet elke afnemer van warmte valt aan te merken als verbruiker onder de Warmtewet.[1] De eerste categorie die wél als verbruiker valt aan te merken, zijn de zogenaamde ‘kleinverbruikers’. Dit zijn partijen met een aansluiting van maximaal 100 kilowatt. Deze categorie bestaat voornamelijk uit huishoudens en kleinere zakelijke afnemers. De tweede categorie die beschermd wordt door de Warmtewet zijn grote afnemers die doorleveren aan kleinverbruikers en daarnaast optreden als verhuurder van deze kleinverbruikers dan wel optreden als een vereniging van eigenaren (VvE) waarvan deze kleinverbruikers lid zijn.
Een partij die valt onder een van deze categorieën kwalificeert pas als verbruiker als deze warmte geleverd krijgt via een ‘warmtenet’ of een ‘inpandig leidingstelsel’. Eenvoudig gezegd moet een verbruiker aangesloten zijn op een collectieve verwarmingsinstallatie waarmee warmte wordt geleverd. Daarvan is sprake als via één installatie warmte wordt geleverd aan meerdere verbruikers. Voorbeelden van systemen die vallen onder de Warmtewet zijn stadsverwarmingsnetten, WKO-Installaties[2] en blokverwarming.
De verbruiker wordt beschermd waar het gaat om de levering van ‘warmte’. De Warmtewet definieert ‘warmte’ als: ‘de thermische energie die ten behoeve van ruimteverwarming of verwarming van tapwater wordt geleverd door middel van transport van water’.[3] In de Warmtewet staat niet vermeld welke temperatuur de warmte moet hebben. Dit betekent dat ook de levering van lagere temperaturen vallen onder het toepassingsbereik van de Warmtewet.[4] Vereist is ‘slechts’ dat de warmte wordt geleverd met het doel om ruimtes of tapwater te verwarmen. In het geval in een woning een individuele warmtepomp aanwezig is, is dus ook sprake van de levering van warmte, ook als de warmtepomp eigendom is van de bewoner. Immers, in dat geval wordt warmte geleverd met het doel om ruimtes dan wel tapwater te verwarmen.
Leveranciers
Tegenover de verbruiker van warmte staat de leverancier die gebonden is aan de verplichtingen uit de Warmtewet. De Warmtewet definieert een leverancier in artikel 1 simpelweg als: ‘een persoon die zich bezighoudt met de levering van warmte’. Twee partijen zijn uitgezonderd van de definitie van ‘leverancier’ en zijn dus niet gebonden aan de verplichtingen uit de Warmtewet. Allereerst geldt dat de verhuurder die warmte levert aan zijn huurder niet valt aan te merken als leverancier. Hetzelfde geldt voor de VvE die warmte levert aan haar leden. Het idee achter deze uitzonderingen is dat de bescherming van de Warmtewet voor de kleinverbruikers aan wie geleverd wordt niet nodig is, aangezien deze ook middels het huurrecht bescherming kunnen krijgen. Hoewel het uitgangspunt vrij logisch lijkt, leidt deze regelgeving leidt tot heel veel onduidelijkheid, met als gevolg het Acantus-arrest, waarover meer in een volgende blog. Bij VvE’s geldt dat als de VvE de leverancier is en de eigenaars van de appartementen de afnemers, dat de afnemers feitelijk van zichzelf afnemen en dus geen echte bescherming behoeven.
Hiervoor zagen we dat de verhuurder dan wel de VvE die warmte levert aan kleinverbruikers weer wel als verbruiker kwalificeert en dus aanspraak maakt op de bescherming uit de Warmtewet. Hiermee wordt voorkomen dat de ‘doorleverancier’ te hoge tarieven voor de levering van warmte betaalt die hij niet kan doorbelasten aan zijn afnemers.[5]
Conclusie
Als is vastgesteld dat de Warmtewet van toepassing is, kan de verbruiker van warmte aanspraak maken op verschillende rechten. In de volgende blog zoomen we nader in op deze rechten waarbij we specifiek stilstaan bij het recht op compensatie bij storingen en de bescherming tegen afsluiting.
Mocht u een suggestie hebben voor een ander belangrijk onderwerp gerelateerd aan de Warmtewet, laat het ons dan gerust weten.
[1] Zie artikel 1 lid 1 Warmtewet.
[2] WKO staat voor Warmte-Koude-Opslag.
[3] Artikel 1 lid 1 Warmtewet.
[4] College van Beroep voor het bedrijfsleven 22 februari 2016, ECLI:NL:CBB:2016:30.
[5] Kamerstukken II 2016/17, 34723, nr 3, p. 7.