Hoge Raad Den Haag
13 februari 2023
Leestijd: 5 minuten
Cassatie Ken uw klassiekers

Overzee/Zoeterwoude | Ken uw klassiekers

In deze rubriek bespreken de (cassatie)advocaten van BarentsKrans oude arresten die nog steeds relevant zijn. In het arrest Overzee/Zoeterwoude (ECLI:NL:HR:2015:1683) overweegt de Hoge Raad dat een niet nagekomen overheidstoezegging niet valt onder de formele rechtskracht van een daaropvolgend rechtmatig besluit. Het ‘samenhangcriterium’ (zie de blog over Kuijpers/Valkenswaard) is niet van toepassing.

Feiten in het arrest Overzee/Zoeterwoude

Overzee wilde een herziening van het bestemmingsplan om van een voormalige dienstwoning een burgerwoning te maken. Om dat te realiseren, moest een perceel in het bestemmingsplan een woonbestemming krijgen. Tussen Overzee en de gemeente Zoeterwoude heeft het nodige contact plaatsgevonden om die bestemmingsherziening mogelijk te maken. De gemeente heeft in dat kader toegezegd zich in te spannen[1] om een woonbestemming in het bestemmingsplan te realiseren. Ook heeft het college van B&W van Zoeterwoude een brief aan Overzee geschreven met de volgende toezegging:

“(…) De voormalige dienstwoning zullen wij met de bestemming “woondoeleinden” opnemen in het ontwerp-bestemmingsplan Landelijk Gebied (1989).”

 Het college liet vervolgens echter na de woonbestemming in dit aan de gemeenteraad voorgelegde ontwerpbestemmingsplan op te nemen. Uiteindelijk is een bestemmingsplan tot stand gekomen en in stand gebleven waarin de beoogde woonbestemming ontbreekt. Het bestemmingsplan is dus rechtmatig. Overzee stelt de gemeente Zoeterwoude aansprakelijk voor het ontnemen van de kans dat een voor hem gunstig bestemmingsplan zou worden vastgesteld: het college is zijn toezegging het ontwerpbestemmingsplan aan de gemeenteraad voor te leggen niet nagekomen, waardoor Overzee geen reële kans heeft gehad op een onherroepelijke woonbestemming. Bij de rechtbank en het hof krijgt Overzee geen gelijk. Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense concludeert tot verwerping van het cassatieberoep, omdat de toezegging van de gemeente op grond van het samenhangcriterium onder de formele rechtskracht van het bestemmingsplan zou vallen. De Hoge Raad denkt daar anders over.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad overweegt dat de grondslag van de vordering van Overzee niet het uiteindelijk tot stand gekomen (rechtmatige) bestemmingsplan is, maar de toezegging van het college in de brief, welke niet-nakoming tot gevolg heeft gehad dat de kans werd weggenomen of verminderd dat de woning in het vast te stellen bestemmingsplan de bestemming ‘woondoeleinden’ zou krijgen.

“De beoordeling van de vordering op deze grondslag vergt geen beslissing over de rechtmatigheid van het bestemmingsplan. De op die grondslag berustende vordering tot vergoeding van de door deze kansontneming of -vermindering geleden schade stuit dan ook niet af op de formele rechtskracht van het bestemmingsplan.”[2]

 In het verwijzingsarrest van het Hof Amsterdam wordt over de niet-nakoming van een overheidstoezegging overwogen:

Het niet nakomen van de hiervoor bedoelde toezegging [het niet opnemen van de dienstwoning in het ontwerpbestemmingsplan] is immers als zodanig onrechtmatig jegens [appellant].[3]

In de schadestaatprocedure moest alsnog de schade worden vastgesteld als gevolg van de schending door de gemeente Zoeterwoude van haar toezegging dat zij de voormalige dienstwoning bij het gemaal met de bestemming ‘woondoeleinden’ zou opnemen in het ontwerpbestemmingsplan. De Hoge Raad overweegt dat de schade bestaat uit de waarde van een gemiste kans op verwezenlijking van de plannen van Overzee, waarbij het onzekere antwoord op de vraag of het bestemmingsplan destijds met inbegrip van de woonbestemming voor de dienstwoning tot stand zou zijn gekomen tot uitdrukking dient te komen in de bepaling van de grootte van die kans. In de schadestaatprocedure moet de gemiste kans in een percentage worden uitgedrukt, en moet vervolgens een vermogensvergelijking plaatsvinden waarin de feitelijke situatie van Overzee wordt vergeleken met de hypothetische situatie waarin hij zou hebben verkeerd als de toezegging zou zijn nagekomen.[4] Bijna zeven jaar na het arrest van de Hoge Raad, op 19 januari 2022, heeft de rechtbank in de schadestaatprocedure eindvonnis gewezen en de schadevergoeding voor Overzee vastgesteld op ruim EUR 250.000,-.[5]

Conclusie

Indien sprake is van een resultaatgerichte toezegging waarop gerechtvaardigd mag worden vertrouwd, is het niet honoreren daarvan als zodanig onrechtmatig en is het samenhangcriterium niet van toepassing. Dat op de toezegging een rechtmatig besluit volgt, staat niet aan het instellen van een civiele vordering in de weg.

 

[1]     Het college van B&W heeft bij die toezegging consistent het voorbehoud gemaakt dat de gemeenteraad en Gedeputeerde Staten moeten instemmen met de plannen. Er was slechts sprake van principe-medewerking.

[2]     HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1683, NJ 2016/1, AB 2016/58, rov. 3.5.3.

[3]     Hof Amsterdam 6 juni 2017, ECLI:NL:GHAMS: 2017:2125, rov. 3.6.

[4]     Rb. Den Haag 12 februari 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:1224, rov. 4.47. Voor het vaststellen van de kans beziet de rechter onder andere vergelijkbare gevallen, krantenartikelen waaruit het overheidsbeleid blijkt, het ruimtelijk beleid van de provincie en het aanwenden van rechtsmiddelen door derden indien de gemeente haar toezegging zou zijn nagekomen. De rechtbank komt tot een percentage van 60% dat het bestemmingsplan destijds met inbegrip van de woonbestemming voor de dienstwoning tot stand zou zijn gekomen (rov. 4.16).

[5]     Rb. Den Haag 19 januari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:189.

 

Deze auteur is niet langer werkzaam bij BarentsKrans, voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Philip Fruytier.