6 oktober 2017
Leestijd: 4 minuten

Verdeling bevoegdheid tussen Commissie en nationale rechter bij toezeggingen

Recent heeft Advocaat-Generaal Kokott een conclusie genomen met betrekking tot de vraag of het de nationale rechter vrij staat een met het mededingingsrecht strijdige overeenkomst nietig te verklaren, als de Commissie al een toezeggingsbesluit daarover heeft genomen. Dit naar aanleiding van prejudiciële vragen in een Spaanse zaak omtrent het beëindigen van een leveringsovereenkomst tussen een brandstofleverancier (Repsol) en de exploitant van een tankstation (Gasorba). Gasorba beroept zich bij de beëindiging op de strijdigheid van de overeenkomst met het mededingingsrecht en baseert zich daarbij mede op een toezeggingsbesluit van de Europese Commissie.

Dit toezeggingsbesluit was het resultaat van een eerder onderzoek van de Commissie naar de verenigbaarheid van de langlopende leveringsovereenkomsten van Repsol op de Spaanse markt. In dat onderzoek had de Commissie na een voorlopige beoordeling mededingingsbezwaren geuit. Er bestond bij de Commissie vrees voor aanzienlijke marktafschermingseffecten op de Spaanse markt. Om tegemoet te komen aan deze bezwaren, heeft Repsol toezeggingen aangeboden aan de Commissie. Met deze toezegging  verklaarde Repsol zich met name bereid in de toekomst af te zien van dergelijke langlopende exclusieve overeenkomsten. Daarnaast verklaarde Repsol zich bereid de betrokken tankstationhouders een financiële prikkel aan te bieden om hun langlopende leveringsovereenkomsten voortijdig te beëindigen. De Commissie heeft deze toezeggingen geaccepteerd en op grond van artikel 9, lid 1, van Vo. 1/2003 verbindend verklaard, waarbij zij tegelijkertijd haar onderzoek beëindigde.

Bevoegdheid Commissie tot nemen toezeggingsbesluit

De bevoegdheid van de Commissie om dergelijke toezeggingsbesluiten te nemen is geïntroduceerd met de komst van Verordening 1/2003, waarin onder andere de bevoegdheidsverdeling tussen de Commissie en de nationale rechters is geregeld ten aanzien van de toepassing van de Europese mededingingsregels. De verordening verschaft de Commissie ook de mogelijkheid om toezeggingsbesluiten te nemen, waarmee de Commissie toezeggingen van de betrokken ondernemingen om de zorgen van de Commissie weg te nemen bindend kan verklaren. In deze zaak wordt voor het eerst aan het Hof van Justitie EU de vraag voorgelegd welke rechtsgevolgen aan een dergelijk toezeggingsbesluit moeten worden toegekend in nationale gerechtelijke procedures. Mag een nationale rechter nog wel de rechtmatigheid van een overeenkomst toetsen in het licht van het mededingingsrecht als de overeenkomst al het voorwerp is geweest van een toezeggingsbesluit? De vraag is relevant omdat op grond van artikel 16 Vo. 1/2003 besluiten van de Commissie bindende werking hebben voor nationale rechters.

Bindende werking toezeggingsbesluit?

A-G Kokott is van oordeel dat de nationale rechter die mogelijkheid heeft. Daarbij wijst zij erop dat de bindende werking van een Commissiebesluit niet verder reikt dan de normatieve inhoud van het besluit. Bij een toezeggingsbesluit bestaat de normatieve inhoud enkel uit (i) de verbindendverklaring van de (hier: door Repsol) gedane toezeggingen en (ii) de beëindiging van het onderzoek van de Commissie. Een toezeggingsbesluit kenmerkt zich juist door een beperkte, voorlopige mededingingsrechtelijke analyse en bevat dus geen oordeel over de rechtmatigheid van de overeenkomsten.

Een toezeggingsbesluit kan dus voor een nationale rechter geen belemmering zijn om de rechtmatigheid van de betrokken overeenkomst(en) te toetsen. Hierbij is ook niet van belang of de rechter enkel de mededingingsrechtelijke aspecten toetst die het onderwerp zijn van het toezeggingsbesluit of ook nieuwe aspecten moet beoordelen. Dit betekent echter niet dat het toezeggingsbesluit geen enkele juridische werking heeft in de nationale procedure. De nationale rechter mag niet voorbij gaan aan het voorlopige oordeel van de Commissie en moet dit voorlopige oordeel betrekken bij de eigen beoordeling. De rechter mag op grond van verder onderzoek hiervan overigens wel geheel of gedeeltelijk afwijken.

Het is nu afwachten wat het Hof van Justitie EU hierin zal oordelen. De conclusie van A-G Kokott is in ieder geval goed nieuws voor benadeelde partijen die zich in een nationale procedure willen beroepen op een inbreuk op de mededingingsregels en eventueel schade willen verhalen. Zeker gezien het feit dat de Commissie, maar ook de Autoriteit Consument & Markt, steeds vaker onderzoeken afronden via toezeggingen, vanuit het oogpunt van efficiëntie en doelmatig inzetten van mensen en middelen,. Dat is te begrijpen vanuit het oogpunt van de publieke handhaving van het mededingingsrecht, maar aan dergelijke besluiten kleven wel nadelen voor de private handhaving van het mededingingsrecht.