8 oktober 2018
Leestijd: 4 minuten

Bedrog wordt niet meegenomen in vernietigingsprocedure arbitraal vonnis

In een tussenarrest van 26 september 2018 zet het Hof Den Haag een streep door een poging van een partij om bedrog in de arbitrage in de vernietigingsprocedure aan de kaak te stellen.

Wat speelt er?

Op grond van het Energiehandvest (een investeringsverdrag) is door een internationaal scheidsgerecht aan drie voormalig aandeelhouders van Yukos Oil een bedrag van 50 miljard dollar aan schadevergoeding toegewezen. De Russische Federatie stelt dat de aandeelhouders in de arbitrage onder meer valse verklaringen hebben ingediend en documenten hebben achtergehouden. De arbitrale vonnissen die in deze zaak zijn gewezen zijn bij vonnis van de Rechtbank Den Haag van 20 april 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2016:4229) vernietigd op basis van het feit dat er geen geldige arbitrageovereenkomst was. Op dit moment hangt het hoger beroep tegen dit vonnis bij het Hof Den Haag.

Herroepingsgronden kunnen niet in een vernietigingsprocedure aan de orde worden gesteld

In deze zaak kwam onder andere de vraag aan de orde of een beroep op bedrog, gepleegd in de arbitrage door de wederpartij, in een vernietigingsprocedure aan de orde kan worden gesteld (op basis van het feit dat het arbitrale vonnis in strijd zou zijn met de openbare orde). Het Hof overweegt dat bedrog een grond is voor herroeping van het arbitrale vonnis, waarvoor een aparte termijn geldt: een verzoek tot herroeping dient binnen drie maanden na bekendheid met het bedrog te worden ingesteld (art. 1068 lid 2 Rv).

Deze termijn kan worden omzeild als bedrog in de arbitrage tevens in een vernietigingsprocedure aan de orde zou kunnen worden gesteld. Dan zouden klachten daarover later dan drie maanden na ontdekking ervan door een eisvermeerdering kunnen worden opgevoerd in een vernietigingsprocedure. Het Hof oordeelt dat een dergelijke consequentie niet aanvaardbaar is en dat de stellingen van de Russische Federatie over bedrog in de arbitrage dus buiten de vernietigingsprocedure blijven.

Hof verduidelijkt eisen vernietigingsdagvaarding

Het tussenarrest van het Hof bevat daarnaast een oordeel over de toelaatbaarheid van een aantal, zo stellen de voormalig aandeelhouders, nieuwe argumenten die de Russische Federatie in hoger beroep heeft aangevoerd tegen de arbitrale vonnissen.

Het oordeel van het Hof neemt – in lijn met eerdere rechtspraak – de scherpe kantjes weg van de regel dat een dagvaarding die strekt tot vernietiging van een arbitraal vonnis alle vernietigingsgronden moet bevatten. Het Hof bevestigt opnieuw dat deze regel niet verder gaat dan een verplichting om alle in te roepen vernietigingsgronden aan te voeren in de vernietigingsdagvaarding. Als de betreffende wettelijke vernietigingsgrond maar is genoemd, dan kan deze in een later stadium – en dus ook in hoger beroep – nader worden aangevuld met juridische en feitelijke stellingen (zie ECLI:NL:HR:2009:BG4003).

Het Hof Den Haag gaat nog een stap verder en benadrukt dat het niet nodig is om in de vernietigingsdagvaarding ook de specifieke beslissingen te noemen die een partij met de vernietigingsgronden wil bestrijden. Het is dan wel de vraag welke betekenis nog toekomt aan ECLI:NL:HR:2013:BY8099 (Bursa/Güris), waarin de Hoge Raad oordeelde dat een vernietigingsgrond die in de dagvaarding is ingeroepen ten aanzien van een bepaalde beslissing van het scheidsgerecht niet aan de vordering tot vernietiging van een andere beslissing van het scheidsgerecht ten grondslag kan worden gelegd.

Er is, aldus het Hof, wel een grens aan het aanvoeren van nieuwe juridische of feitelijke stellingen en die bestaat uit de goede procesorde (art. 130 Rv) en de grenzen die de arbitragewet zelf stelt aan het aanvoeren van nieuwe argumenten in een vernietigingsprocedure (o.a. art. 1065 lid 2 jo. art. 1052 lid 2 Rv).

Conclusie

Als er bezwaren rijzen tijdens een arbitrage, dan is het zaak om deze bezwaren zo snel mogelijk aan de orde te stellen. Mocht sprake zijn van bedrog, valsheid in geschrifte of het door de wederpartij achterhouden van stukken in de arbitrage, dan dient binnen drie maanden na ontdekking ervan een vordering tot herroeping te worden ingesteld. Deze gronden kunnen niet alsnog worden aangevoerd in een vernietigingsprocedure. Voor een vernietigingsprocedure geldt verder dat de mogelijkheden om aangevoerde vernietigingsgronden tegen een arbitraal vonnis nader te voorzien van aanvullende juridische of feitelijke stellingen door het recente arrest van het Hof Den Haag niet is beperkt.