26 augustus 2015
Leestijd: 10 minuten

Ken de wettelijke taak van cliëntenraden

Cliëntenraden hebben een belangrijke wettelijke taak die meer omvat dan te zoute soep of de kleur van het behang alleen, hoe belangrijk dergelijke zaken ook zijn, zegt advocaat Roeland de Mol. ‘Zij dienen ook het cliëntenperspectief in te brengen bij het financiële beleid van de organisatie.’ De praktijk toont echter regelmatig een andere werkelijkheid.

Het was 2010 toen mr. de Mol van advocaten- en notariskantoor BarentsKrans in Den Haag door het LOC (Landelijk Overlegorgaan Cliëntenraden) werd benaderd om de cliëntenraad van Zorgcentra De Betuwe te ondersteunen. Voor De Mol de eerste keer dat hij te maken kreeg met cliëntenraden in de zorg en ook de eerste keer dat een cliëntenraad de gang naar de Ondernemingskamer maakte. Een zaak waarbij de raad van bestuur de cliëntenraad eenzijdig buitenspel had gezet. De Ondernemingskamer moest eraan te pas komen om de cliëntenraad zijn taak weer te laten uitoefenen. Iets wat met een ingreep in de raad van toezicht snel geregeld werd.

De Mol is een bevlogen advocaat. Al jaren werkt hij voor partijen in de gezondheidszorg. Maar met de kwesties rondom cliëntenraden is wel wat bijzonders aan de hand, zegt hij. ‘Het is ondenkbaar dat een Ondernemingsraad van een organisatie te horen zou krijgen – hier heb je een kopieerbudget van 200 euro, een zaaltje en gratis koffie en daar moet je het mee doen. Toch is dat wat veel cliëntenraden te horen krijgen, wat voor wilde plannen een bestuur ook met de organisatie heeft.’

Belangrijke wettelijke taak van cliëntenraden

Cliëntenraden hebben een belangrijke wettelijke taak, vastgelegd in de Wmcz (Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen). Een taak die erop neerkomt dat zij het cliëntenperspectief moeten inbrengen; gevraagd én ongevraagd. Een taak die lijkt op de taak die een Ondernemingsraad (OR) heeft en waarmee we in Nederland een stuk bekender zijn: zoals de OR het werknemersperspectief inbrengt, zo geldt dat voor de cliëntenraad en het cliëntenperspectief. De raad van toezicht moet er vervolgens voor zorgen dat het bestuur, de OR en de cliëntenraad, alle 3 in staat zijn om hun taak uit te oefenen. Werkt dat niet, dan kan de rechter worden ingeschakeld.

Maar de cliëntenraad heeft – in vergelijking met de OR – een extra taak en plicht. Dat zit zo. De wetgever heeft bij de invoering van de Wmcz in 1996 bepaald dat een onafhankelijke partij – de cliëntenraad – zijn visie moet geven op hoe de publieke middelen door een zorginstelling worden ingezet.

De Mol: ‘Dat betekent onder meer dat een cliëntenraad adviesrecht heeft over de begroting en de jaarrekening. Veel mensen zijn zich daar te weinig van bewust. Bestuurders, toezichthouders, leden van cliëntenraden; mensen die zich terecht druk maken over die te zoute soep, het behang en natuurlijk over te weinig handen aan het bed. Maar heel belangrijk bij al dat soort kwesties is dat er onder iedere vraag een financieel plaatje hangt. Achter elke beslissing van een bestuurder schuilt een financiële afweging. En daar mag én moet een cliëntenraad zich druk over maken. Juist bij de besteding van het geld, nu en in de toekomst, is het cliëntenperspectief van groot belang.’

De praktijk

De praktijk toont een andere werkelijkheid. Daarvan getuigen ook verschillende gangen naar de Ondernemingskamer, het gerechtelijke orgaan dat bij geschillen in Nederlandse ondernemingen optreedt. Bij een geschil tussen in dit geval een cliëntenraad en de raad van bestuur of de raad van toezicht, kan de Ondernemingskamer een onderzoek gelasten en ingrijpen om de verhoudingen weer te normaliseren.

Dit zogeheten enquêterecht volgt uit de WTZi (de Wet toelating zorginstellingen). De Mol: ‘De zorginstelling is verplicht om een orgaan dat cliënten vertegenwoordigt het enquêterecht te geven. Een cliëntenraad kan de Ondernemingskamer vragen een onderzoek te bevelen naar de gang van zaken bij de zorginstelling. Kort gezegd gelast de Ondernemingskamer een onderzoek als ofwel de te volgen procedures met voeten zijn getreden of als er echt een luchtje aan de zaak zit.’

Kan een zorginstelling zoiets niet ook intern oplossen, bijvoorbeeld met mediation? De Mol: ‘Daar wordt veel te vaak mee geschermd door bestuurders of toezichthouders, juist als de vragen lastig worden. Een cliëntenraad wordt voor zijn gevoel belet zijn taak uit te voeren, komt in het geweer en krijgt dan vervolgens te horen dat ze het belang van de organisatie niet op hun netvlies hebben en het niet zo hoog moeten spelen, waarna van hen verwacht wordt genoegen te nemen met een ‘vaderlijk gesprek’. Maar wat zij doen is hun wettelijke rol en verantwoordelijkheid nemen. Zij moeten van de hoed en rand weten. Daar moet de bestuurder tijd aan besteden en hen in vertrouwen nemen.’

Zo gaan we niet met elkaar om in de zorg

De Mol weegt zijn woorden zorgvuldig, maar vervolgt zijn pleidooi strijdbaar met een vaak voorkomend voorbeeld. ‘Een cliëntenraad wil advies kunnen geven op de jaarrekening en begroting. De raad van bestuur zegt dat dit niet nodig is en gaat door op de ingeslagen weg. De cliëntenraad zegt dat hij dat op basis van de wet mag en moet doen en besluit – in reactie op de weigering van de raad van bestuur om de betreffende informatie te verstrekken, juridisch advies in te winnen. De reactie van de raad van bestuur? ‘Zo gaan we niet met elkaar om in de zorg. U juridificeert de boel en dat is niet in het belang van de cliënt. Einde discussie.’

Voor de zorg gelden echt dezelfde governance basisregels als bij andere branches. ‘Maar bestuurders en toezichthouders in de zorg menen steeds weer dat alleen zij zich het belang van de cliënt kunnen toe-eigenen, om zo elk weerwoord of lastige vraag in de hoek weg te zetten.’

Het ‘belang van de patiënt’-argument leidt dan ook tot niets. Het is een argument dat een cliëntenraad evenmin moet gebruiken, waarschuwt De Mol. ‘Trap er niet in, zeg ik altijd als ik lezingen houd voor cliëntenraden. Zeg niet dat jij het in het belang van de cliënten doet. Het brengt het proces namelijk geen stap verder en zet een cliëntenraad uiteindelijk vaak zelfs buitenspel. Want feit is nu eenmaal dat – en dat maakt de zorg ook zo bijzonder – iedereen die daarin actief is, dat voor de cliënt doet. Ook de bestuurder en zijn (juridisch) adviseurs.’

Belang van de cliënt-argument

Bestuurders zijn dan ook snel geneigd te denken dat de cliëntenraad amper nodig is omdat zij zelf het cliëntenbelang voor de bril hebben, zegt hij. ‘Maar dat is een fundamentele miskenning van de wettelijke positie die een cliëntenraad heeft en waarover de raad vervolgens ook weer verantwoording moeten afleggen aan zijn achterban: de cliënt en zijn naasten. Dit alles kan nooit door een raad van bestuur worden overgenomen, hoezeer men ook denkt en doet in het belang van de cliënt.’

En dan is er nog een veelgebruikt argument van bestuurders en toezichthouders, dat ook gebruikt wordt als een cliëntenraad op zijn strepen gaat staan, of een deskundige wil inhuren om de vinger te krijgen achter een cijferbrij of ondoorgrondelijk reorganisatieplan. Een accountant bijvoorbeeld om samen de jaarrekening mee te beoordelen of een jurist omdat de cliëntenraad zich afvraagt of men wel de stukken krijgt waar men recht op heeft. ‘Niet zelden treft hen dan het verwijt dat zij de situatie ten koste van de cliënten juridificeren.’

De Mol kan zich daarover opwinden. ‘Een cliëntenraad die zijn rol serieus neemt, wil weten én begrijpen wat er speelt. Men schrikt er soms niet voor terug om met valse financiële argumenten te schermen zoals – ‘weet je wel hoeveel handjes aan het bed jouw vragen kosten?’ Misbruik van argumenten vindt hij het. Een manier om vooral niet getoetst te worden op de inzet van financiële middelen en daarover verantwoordelijkheid af te leggen aan de cliëntenraad.

Vaak gaat het goed

Maar het gaat ook vaak goed. De gang naar de rechter hoeft lang niet altijd gemaakt te worden. En vaak is dan de gang naar de rechter genoeg; een geschil hoeft zelden of nooit tot het eind met een bestuurder uitgevochten te worden. Het overgrote deel van het werk van De Mol bestaat dan ook uit advisering van cliëntenraden, die willen weten wat hun rechten en plichten zijn. Zoals de cliëntenraad van een zorginstelling voor dementerende ouderen hem recentelijk vroeg hoe zij kunnen omgaan met het adviestraject bij een grootschalige verbouwing. Een traject waar deze cliëntenraad nog niet eerder mee te maken had gehad.

Emancipatieproces nodig

In de politiek is inmiddels wel een roep om een steviger rol voor de cliëntenraad te horen en om het recht op financiële ondersteuning van zijn rol vast te leggen in de wet. Maar in de praktijk van de zorg is een emancipatieproces voor de cliëntenraad noodzakelijk. ‘Daarvoor moeten cliëntenraden ook zelf hun rol serieus nemen en goed invullen zodat bestuurders de toegevoegde waarde van de cliëntenraad inzien en de cliëntenraad willen benutten. Daar zijn we in het algemeen gesproken helaas nog niet, alle positieve uitzonderingen daargelaten.’

In de ideale wereld is de situatie wat De Mol betreft als volgt. ‘De cliëntenraad moet onafhankelijk zijn, er mogen dus geen consequenties voor de leden vastzitten aan het uitoefenen van hun taak.’ In de GGZ ziet hij wel eens de wonderlijke situatie dat de cliëntenraad onderdeel is van de behandeling: er is sprake van therapeutische deelname aan de cliëntenraad. ‘Maar dat kan natuurlijk helemaal niet. De volkomen afhankelijke positie waarin deze cliënt in dat geval verkeert, maakt het kunnen vertegenwoordigen van het cliëntenbelang per definitie onmogelijk.’

De cliëntenraad moet bovendien niet alleen gevraagd maar ook ongevraagd advies kunnen geven en daarvoor dus ook alle informatie kunnen opvragen om dat te kunnen doen. ‘De raad van toezicht heeft daarbij de taak om ervoor te zorgen dat de cliëntenraad zijn rol kan uitoefenen. Als de cliëntenraad bij de raad van toezicht aanklopt, moet deze opendoen.’

Eigen afweging

Verder moet de cliëntenraad vrij zijn om naar eigen inzicht kosten te maken. ‘Geen oneindig budget; het gaat erom dat de cliëntenraad zelf de afweging moet kunnen maken of het in redelijkheid extern advies noodzakelijk acht, net zoals een ondernemingsraad, bestuurder of raad van toezicht dat kan.’

Wat belangrijk is om te realiseren, zegt hij, is dat de cliëntenraad weliswaar het enquêterecht bij de Ondernemingskamer heeft, maar daarvoor per definitie een advocaat nodig heeft. Impliciet volgt dus uit de wet dat een cliëntenraad een advocaat moet kunnen inhuren en daarvoor dus budget nodig heeft. Maar expliciet staat het niet in de wet en dat leidt menigmaal tot een behoorlijk getouwtrek over wie de rekening moet betalen. De Mol: ‘De cliëntenraad is niet zelfstandig maar onderdeel van de zorgorganisatie. Er moet dus geen discussie bestaan over wie de rekening moet betalen van redelijke kosten waarvan de cliëntenraad meent dat het van belang is dat die gemaakt worden; dat is de zorgorganisatie waarvan de cliëntenraad onderdeel vormt.’

Op inhoud beslissen

Tenslotte zal men in de zorg moeten gaan accepteren dat bepaalde geschillen ‘gewoon’ juridisch geslecht moeten kunnen te worden, ook interne geschillen. In de ideale situatie komen de uitspraken over het handelen in het belang van de patiënt, het juridificeren van de taak van de cliëntenraad en de kosten die ermee gemoeid zijn, gewoon niet meer voor. Het geschil kan dan snel en effectief op inhoud worden beslist. Maar ja, in een ideale wereld is het volgens Loesje vandaag feest en morgen ook. De Mol is niettemin optimistisch: ‘De komende 2 jaar verwacht ik veel voor cliëntenraden.’ Aan hem zal het niet liggen.