ECLI:NL:HR:2021:38
De Hoge Raad heeft recent een uitzondering aanvaard op de regel dat verwijzing naar de schadestaatprocedure uitsluitend mogelijk is bij wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding: verwijzing naar de schadestaatprocedure is ook mogelijk indien een borg wordt veroordeeld tot schadevergoeding op grond van artikel 7:854 BW.
Een aantal gemeenten in de omgeving van Eindhoven heeft in 2013 een aanbesteding uitgeschreven voor een collectief vraagafhankelijk vervoerssysteem (ook wel: het Taxbusvervoer). Taxibedrijf X heeft de aanbesteding gewonnen, waarbij de holding van het taxibedrijf zich garant heeft gesteld voor de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst. Er was dus sprake van een overeenkomst tot borgtocht, aangezien de borg (de holding van het taxibedrijf) zich tegenover de schuldeiser (de gemeenten) heeft verbonden tot nakoming van een verbintenis die de hoofdschuldenaar (het taxibedrijf) tegenover de schuldeiser heeft verbonden tot nakoming van een verbintenis die de hoofdschuldenaar (het taxibedrijf) tegenover de schuldeiser heeft (artikel 7:854 BW).
Op enig moment is het taxibedrijf failliet gegaan, waarna de gemeenten de holding aansprakelijk hebben gesteld voor de daardoor geleden schade. Nu de hoofdverbintenis strekt tot betaling van iets anders dan een geldsom, namelijk het verzorgen van vervoer, kan van de borg geen nakoming, maar alleen schadevergoeding in geld worden gevorderd (artikel 7:854 BW).
De schadestaatprocedure
Uitgangspunt bij een veroordeling tot schadevergoeding is dat de rechter de schade begroot in het vonnis, voor zover dit mogelijk is. Wanneer dit voor hem niet mogelijk is, verwijst hij naar de schadestaatprocedure (artikel 612 Rv).
In eerdere rechtspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat verwijzing naar de schadestaatprocedure uitsluitend van toepassing is bij wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding, zoals die uit wanprestatie of onrechtmatige daad (HR 27 februari 1998, NJ 1998/511, rov. 4.3). In dit geval is echter geen sprake van een wettelijke, maar een contractuele verplichting tot schadevergoeding, aangezien de verplichting tot schadevergoeding voortvloeit uit de borgtochtovereenkomst. De centrale vraag in cassatie: kan in dat geval ook worden verwezen naar de schadestaatprocedure?
Hoge Raad: verwijzing naar schadestaat ook mogelijk bij overeenkomst tot borg
De Hoge Raad oordeelt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding van de holding (op grond van de borgtochtovereenkomst) in dit geval dezelfde verplichting tot schadevergoeding is als die op het taxibedrijf rust wegens het niet-nakomen van zijn verbintenis. Gelet op die verbondenheid brengt een redelijke en op de praktijk afgestemde wetstoepassing mee dat dat de verwijzing naar schadestaat ook mogelijk is wanneer een borg wordt veroordeeld tot schadevergoeding op grond van artikel 7:854 BW. De Hoge Raad aanvaardt daarmee een uitzondering op de regel dat een verwijzing in beginsel alleen mogelijk is bij wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding.
Kort commentaar
Deze redenering van de Hoge Raad is goed te volgen. Daarbij moet bedacht worden dat een ander oordeel tot de onwenselijke situatie zou leiden dat wanneer bij een dagvaarding zowel de hoofdschuldenaar als de borg wordt aangesproken, verwijzing naar de schadestaat wél mogelijk is met betrekking tot schadevergoeding van de hoofdschuldenaar, maar niet met betrekking tot nakoming van dezelfde verbintenis van de borg. Zo’n uitkomst is natuurlijk moeilijk uit te leggen. Dat de Hoge Raad hiermee een uitzondering maakt op de hoofdregel voor verwijzing naar de schadestaat, is naar mijn idee dan ook een wenselijke uitkomst.
Deze auteur is niet langer werkzaam bij BarentsKrans, voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Philip Fruytier.