Hoe langer men samen is, hoe moeilijker het is om van elkaar af te komen. Neem voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomsten. Dat zijn overeenkomsten waarin partijen zich tot een voortdurende prestatie hebben verbonden voor een onbepaalde langere periode, zoals sommige agentuurovereenkomsten.
Inmiddels is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat dergelijke overeenkomsten in beginsel opzegbaar zijn. Op dit uitgangspunt gelden echter twee uitzonderingen. Eén daarvan vloeit voort uit de bedoeling van partijen. Daaruit kan blijken dat de overeenkomst niet opzegbaar is. De andere uitzondering vormen de redelijkheid en billijkheid in samenspel met de aard van de overeenkomst en de overige omstandigheden. Die kunnen meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is als daar een voldoende zwaarwegende grond voor bestaat, dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen of dat de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding. Beide uitzonderingen kwamen aan de orde in een zaak van afgelopen vrijdag 7 juli tussen de band Golden Earring en haar uitgever (HR 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1270).
Feiten Golden Earring – Nanada c.s.
De zaak gaat over een geschil tussen Golden Earring en Nanada c.s., een muziekuitgeverij. Nanada c.s. zorgen voor de promotie en exploitatie van diverse nummers van Golden Earring. De daartoe benodigde muziekrechten hebben de maatschappijen al eerder overgedragen gekregen. De promotie- en exploitatiewerkzaamheden van Nanada c.s. variëren van het gebruik van Golden Earring muziek in een reclame van Uniekaas, tot het uploaden van albums in de iTunes bibliotheek. Golden Earring is hierover niet tevreden en uit dat in 2010 in een ontbindingsbrief, en later ook in een opzeggingsbrief van haar advocaat. Het ontbindingsberoep stuit uiteindelijk af, maar het beroep op opzegging van de overeenkomsten van de muzikanten vindt bij het hof vruchtbare bodem. Nanada c.s. gaan in cassatie.
Hoge Raad
Uitzondering 1: partijbedoeling
Nanada c.s. betogen in cassatie onder meer dat de muziekuitgaveovereenkomsten naar partijbedoeling geacht moet worden niet opzegbaar te zijn, omdat de overeenkomsten mede voorzien in de goederenrechtelijke overdracht van muziekrechten die niet wordt geraakt door opzegging van de overeenkomsten. De Hoge Raad overweegt echter dat deze goederenrechtelijke overdracht, ook voor zover deze een definitief karakter heeft en daaruit voortdurende verbintenissen voortvloeien, niet meebrengt dat de overeenkomsten naar hun bedoeling niet voor opzegging vatbaar zijn. Daarbij overweegt de Hoge Raad dat de opzegging op grond van de redelijkheid en billijkheid kan meebrengen dat op de wederpartij de verplichting komt te rusten om de overgedragen rechten (voor zover mogelijk) weer terug over te dragen (vergelijkbaar met ontbinding, artikel 6:271 BW e.v.).
Uitzondering 2: redelijkheid en billijkheid, aard van overeenkomst en omstandigheden
Vervolgens gaat de Hoge Raad in op de vraag of in deze zaak sprake is van een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst, waarbij de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Nanada c.s. hadden er daartoe op gewezen dat muziekuitgevers ervan moeten kunnen uitgaan dat artiesten de exploitatieovereenkomsten niet zomaar kunnen opzeggen, omdat zij op hun beurt veel in de carrière van deze auteurs en artiesten investeren. Dit betoog van Nanada c.s. vindt volgens de Hoge Raad steun in de wetsgeschiedenis van de per 1 januari 2015 ingetreden nieuwe Auteurswet. De Hoge Raad aanvaardt daarom dat, gelet op de aard en strekking van een exploitatieovereenkomst als de onderhavige, voor opzegging daarvan in beginsel een voldoende zwaarwegende grond nodig is. Dat kan veranderen naarmate de overeenkomsten langer duren en waarschijnlijker is dat de investeringen zijn terugverdiend.
Typisch Nederlands contractenrecht
De toegevoegde waarde van het in deze bijdrage besproken arrest schuilt primair in de wijze waarop de Hoge Raad de uitzonderingen op de (onbeperkte) opzegbaarheid van voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomsten toepast. Ten eerste leert het arrest dat het feit, dat de overeenkomsten mede voorzien in een goederenrechtelijke overdracht (hier van muziekrechten) die niet wordt geraakt door opzegging van de overeenkomsten, niet per se meebrengt dat de overeenkomsten naar partijbedoeling niet opzegbaar zijn. Dat ligt in de rede. Dat de goederenrechtelijke overdracht als zodanig een definitief karakter heeft, zegt op zichzelf weinig over de bedoeling van de onderliggende overeenkomst. Ten tweede kunnen gedane investeringen van de wederpartij meebrengen dat een zwaarwegende grond is vereist voor het opzeggen van de voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst, zodat de wederpartij zijn investeringen kan terugverdienen. De onwenselijkheid van een onbeperkte mogelijkheid tot opzegging verliest evenwel aan gewicht, naarmate een overeenkomst langer heeft geduurd en investeringen kunnen zijn terugverdiend. Hier houdt de Hoge Raad een fraaie balans tussen de belangen van beide contractspartijen. Contractsvrijheid en flexibiliteit enerzijds, rekening houden met elkaars gerechtvaardigde belangen anderzijds. Een uitkomst die typerend is voor het Nederlands contractenrecht.
Deze auteur is niet langer werkzaam bij BarentsKrans, voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Philip Fruytier.