
In Nederland vragen partijen steeds vaker samen subsidie aan. Dit kan uitkomst bieden wanneer, bijvoorbeeld, voor een project bepaalde kennis is vereist en deze kennis verspreid is over verschillende instellingen. Deze instellingen kunnen in dat geval gebruikmaken van een zogeheten netwerksubsidie. Een netwerksubsidie is een subsidievorm waarbij meerdere subsidieverstrekkers en/of meerdere subsidieontvangers zijn betrokken. Dat sprake is van een netwerk met leden, betekent dat samenwerking een belangrijke factor vormt bij netwerksubsidies. Dit brengt beurtelings nieuwe risico’s mee.
In deze blogreeks bespreken Koen van Wijk en David van Groen daarom een aantal belangrijke aspecten van netwerksubsidies. De volgende deelonderwerpen komen in deze blogreeks aan bod:
Deel 1 – Toepassing en risico’s
Deel 2 – De rol van de penvoerder
Deel 3 – Aandachtspunten bij samenwerking
In dit eerste deel staan de toepassing en risico’s van netwerksubsidies centraal. In dat verband gaan wij in op wat er onder netwerksubsidies wordt verstaan, de toepassing van netwerksubsidies in de praktijk en de risico’s die hieruit voortvloeien.
Wat is een netwerksubsidie?
De netwerksubsidie is een subsidie als bedoeld in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb). Onder een subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
De Awb heeft een verticale subsidierelatie als uitgangspunt: er is in dat kader sprake van een enkele subsidieverstrekker en een enkele subsidieontvanger. De Awb is om die reden niet een-op-een toepasbaar op de netwerksubsidie. Bij een netwerksubsidie zijn immers niet twee partijen betrokken, maar een netwerk van partijen. Dit netwerk kan bestaan aan zowel de zijde van de subsidieverstrekker, als aan de subsidieontvangende kant.
Toepassing netwerksubsidies
Subsidieverstrekkers zetten netwerksubsidies veelal in wanneer zij samenwerking tussen verschillende ontvangers willen stimuleren. De subsidieverstrekker kan er in dat geval voor kiezen uitsluitend netwerken te subsidiëren in plaats van – zoals gebruikelijk – een individuele partij. De netwerksubsidie wordt met name toegepast bij projecten die niet succesvol door een enkele partij kunnen worden uitgevoerd. Netwerksubsidies worden daarom vaak ingezet ter bevordering van innovatiebeleid. Echter, ook op andere beleidsterreinen wordt inmiddels gewerkt met de netwerksubsidie: zo stelt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) bijvoorbeeld een subsidieregeling ter beschikking aan sectorale samenwerkingsverbanden ten behoeve van de verduurzaming van de waardeketen.
Het gebruik van netwerksubsidies kent veel voordelen. Zo kan dit een doelmatigere en efficiëntere uitvoering van het gesubsidieerde project bewerkstelligen als gevolg van de synergie tussen de deelnemers van het netwerk. Daarnaast kan de betrokkenheid van meerdere partijen het draagvlak voor het gesubsidieerde project vergroten en kunnen administratieve lasten worden verkleind.
Type netwerkconstructies en risico’s
Er zijn verschillende manieren waarop een netwerk kan worden georganiseerd en gesubsidieerd. Hieronder bespreken wij deze manieren en de daarmee verband houdende risico’s achtereenvolgend.
Individuele subsidierelaties
De subsidieverstrekker kan ervoor kiezen om met iedere deelnemer van een netwerk een afzonderlijke subsidierelatie aan te gaan. Er wordt dan ten aanzien van iedere deelnemer een separaat subsidiebesluit genomen.
Hoewel het nuttig kan zijn dat de subsidieverstrekker in dat geval het overzicht over het netwerk behoudt, brengt dit ook mee dat de samenwerking in aanzienlijke mate door de subsidieverstrekker zal moeten worden gecoördineerd, wat aanmerkelijke administratieve lasten met zich brengt.
Subsidierelatie met nieuw op te richten rechtspersoon
De deelnemers in het netwerk kunnen er ook voor kiezen om samen te werken via een nieuw op te richten rechtspersoon. Dit is in de praktijk veelal een stichting. De subsidieverstrekker zal in dat geval alleen met deze rechtspersoon een subsidierelatie aangaan, in plaats van met de achterliggende deelnemers van het netwerk.
Het voordeel van deze constructie is dat er (bijna) geen onduidelijkheid kan bestaan over de verantwoordelijkheden van de verschillende partners in het netwerk en de subsidierelatie met de subsidieverstrekker. Deze constructie wordt met name toegepast bij grote subsidiebedragen en samenwerkingen voor lange duur. Een nadeel daarentegen is dat bij het beoordelingskader voor de verstrekking van netwerksubsidies regelmatig de mate van expertise, het track record en de uitvoeringscapaciteit van betrokken partijen wordt meegewogen. Bij een nieuw opgerichte rechtspersoon zal dit vaak beperkt zijn.
Subsidierelatie met één (rechts)persoon
De subsidieverstrekker kan er eveneens voor kiezen om een subsidierelatie aan te gaan met één (rechts)persoon uit het netwerk. Deze (rechts)persoon, de formele subsidieontvanger, zal dan beurtelings worden verplicht samen te werken met de overige partners binnen het netwerk, maar deze partners zullen niet in relatie staan tot de subsidieverstrekker.
Ook bij dit type netwerkconstructie is een voordeel dat duidelijk is met welke partij een subsidierelatie wordt aangegaan. Echter brengt dit ook verschillende risico’s met zich: de formele subsidieontvanger zal in het netwerk mogelijk meer risico dragen dan de overige partners in het netwerk. Daarnaast bestaat er bij de andere partners binnen het netwerk onzekerheid, aangezien zij in belangrijke mate afhankelijk zijn van de formele subsidieontvanger. Indien de formele subsidieontvanger bijvoorbeeld weigert samen te werken met een partner binnen het netwerk, heeft deze partner in beginsel geen (juridische) mogelijkheden deze samenwerking alsnog af te dwingen. Dit geldt eveneens in het geval van faillissement van de formele subsidieontvanger: indien faillissement plaatsvindt op het moment dat de subsidiegelden die ten behoeve van overige partners in het netwerk zijn aangevraagd reeds zijn ontvangen door de formele subsidieontvanger, kan het zo zijn dat deze gelden in de boedel van de formele subsidieontvanger vallen.
Tussenvorm: de penvoerderconstructie
In de praktijk is tot slot nog een tussenvorm ontstaan, waarbij wordt gekozen voor een samenwerkingsverband met een penvoerder. De penvoerder heeft een coördinerende positie binnen het samenwerkingsverband en is doorgaans de vertegenwoordiger richting de subsidieverstrekker.
Ook aan de penvoerdersconstructie kleven verschillende risico’s. Zo kan het zo zijn dat (i) de subsidieverstrekkers een onvoldoende specifieke en duidelijke volmacht aan de penvoerder verstrekken, (ii) deze volmacht tijdens de duur van het gesubsidieerde project wordt ingetrokken of (iii) de subsidieverstrekkers in sommige gevallen een deel van de aan de penvoerder verstrekte subsidie terugvorderen.
In deel 2 van deze blogreeks gaan wij nader in op de rol van de penvoerder bij netwerksubsidies en de risico’s die het zijn van penvoerder met zich brengt.
Slotsom
De netwerksubsidie kent veel voordelen ten opzichte van de klassieke één-op-één subsidie, maar brengt eveneens nieuwe risico’s met zich. Deze risico’s zijn in belangrijke mate afhankelijk van de wijze waarop het netwerk wordt georganiseerd en gesubsidieerd. Als deelnemers van een netwerk gezamenlijk subsidie aanvragen, is het aangaan van een goede samenwerkingsovereenkomst daarom van groot belang. In deel 3 van deze blogreeks gaan wij nader in op de invulling van een dergelijke samenwerkingsovereenkomst.
BarentsKrans is ervaren in het adviseren bij netwerksubsidies. Heeft u vragen op dit gebied? Neem dan gerust contact op.