Feiten
De hoofdpersonen in deze zaak zijn een belastingadviseur en een adviesbureau met accountants, fiscalisten en consultants. De belastingadviseur treedt in 2003 in dienst bij het adviesbureau. In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst staat een relatiebeding. Dit relatiebeding is nader uitgewerkt in een personeelsreglement, dat wordt verklaard onderdeel uit te maken van de arbeidsovereenkomst en waarmee de belastingadviseur zich akkoord verklaart. De belastingadviseur besluit vier jaar later voor zichzelf te beginnen. Hij vestigt zich in de buurt van zijn oude werkgever, het adviesbureau. Het adviesbureau sleept de belastingadviseur even later voor de rechter wegens een schending van het relatiebeding. Het adviesbureau vordert bijna drie ton aan (o.a.) boetes.
Artikel 7:653 BW en het relatiebeding
De belastingadviseur is niet voor één gat te vangen en beroept zich op artikel 7:653 BW. Dit artikel bepaalt dat “een beding tussen de werkgever en de werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn” schriftelijk dient te zijn overeengekomen. Volgens de belastingadviseur is dit artikel niet alleen van toepassing op concurrentiebedingen, maar ook op relatiebedingen. Dat betekent volgens de belastingadviseur dat het relatiebeding niet geldig is, omdat hij het relatiebeding niet ter plekke heeft ondertekend en hij niet uitdrukkelijk heeft verklaard ermee in te stemmen.
Hoge Raad
De Hoge Raad overwoog in een eerder arrest (HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0384), dat aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 BW kan zijn voldaan, indien het concurrentiebeding is opgenomen in arbeidsvoorwaarden die zijn vastgelegd in een ander document. In dat geval moet volgens de Hoge Raad zijn voldaan aan één van de twee volgende vereisten:
- de arbeidsvoorwaarden waren als bijlage bij het ondertekende document gevoegd en in dat document is naar die arbeidsvoorwaarden verwezen, of
- de werknemer heeft in het ondertekende document uitdrukkelijk verklaard dat hij instemt met het concurrentiebeding.
De Hoge Raad overweegt in de zaak van afgelopen vrijdag dat artikel 7:653 BW, en dus ook de regel uit het genoemde arrest uit 2008, eveneens van toepassing is op relatiebedingen (rov. 3.4.3). De Hoge Raad bevestigt daarmee de lijn van de feitenrechters, die al van deze interpretatie van het schriftelijkheidsvereiste bij relatiebedingen waren uitgegaan. Dat biedt meer bescherming aan werknemers, een belangrijk thema momenteel.
De Hoge Raad overweegt dit ook met zoveel woorden: in het schriftelijkheidsvereiste ligt een waarborg dat de werknemer de consequenties van dit voor hem bezwarende beding goed heeft overwogen (rov. 3.4.2). Dezelfde beschermingsgedachte brengt mee dat het schriftelijkheidsvereiste, zoals vormgegeven door de Hoge Raad in zijn arrest uit 2008, strikt moet worden uitgelegd (rov. 3.4.4). Aan deze vereisten is in dit geval niet voldaan. Dat de arbeidsovereenkomst met de belastingadviseur in algemene zin verwees naar het personeelsreglement en hij dit reglement ooit in zijn postvakje had ontvangen, volstond niet om het relatiebeding geldig te laten zijn. De belastingadviseur komt met de schrik vrij.
Deze auteur is niet langer werkzaam bij BarentsKrans, voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Philip Fruytier.