Op 3 juni 2022 nam advocaat-generaal (A-G) Wesseling-van Gent haar lezenswaardige conclusie in een procedure waarin de vraag centraal stond of gegevens over lopende civiele procedures openbaar moeten worden gemaakt. Oftewel: moet het mogelijk zijn om na te gaan voor eenieder of en welke procedures lopen tegen een bepaalde partij (bijvoorbeeld een handelspartner)? Het (te) korte antwoord is: ja, en dat heeft alles te maken met het uitgangspunt van openbaarheid van gerechtelijke procedures.Als de Hoge Raad dat standpunt volgt, zal de bestaande praktijk vergaand gewijzigd moeten worden (nu is dat immers niet na te gaan). In deze blog licht ik toe wat de bestaande praktijk is en wat er volgens Wesseling-van Gent moet veranderen op het gebied van openbaarheid van de rechtspraak. Ook deel ik nog enkele gedachten over mogelijke consequenties voor de praktijk.
Openbaarheid rechtspraak: bestaande praktijk
Hoe gaat het nu? Op dit moment is het niet mogelijk voor eenieder om via een openbaar register of een informatieverzoek (telefonisch of schriftelijk bijvoorbeeld) van de gerechten antwoord te krijgen op de vraag of partij X (zijnde bijvoorbeeld een handelspartner) verwikkeld is in enige procedure. Het gaat hierbij dus niet om openbaarheid van andere gegevens, zoals processtukken (die zijn niet openbaar). Het gaat ook niet over de uitspraak zelf: daarvoor bestaat een regeling in artikel 29 Rv waarbij het uitgangspunt is dat eenieder een afschrift van uitspraken op kan vragen bij de griffier. Het gaat om de vraag of een procedure loopt tegen partij X en wat daarvan de status is. Die informatie is nu niet zomaar op te vragen.
Wat nu wel kan, is het volgende:
- Advocaten hebben toegang tot het roljournaal (via internet). In beginsel kunnen ze daarin enkel hun eigen zaken en zaken van kantoorgenoten zien. Daarnaast kunnen ze zaken zien als zij het zaaknummer weten.
In handels- en kantonzaken bestaat de uitzondering dat ook gezocht kan worden op partijnaam. Vervolgens worden enkel de zaken getoond die de afgelopen vier en komende twee weken op de rol staan. Achtergrond hiervan is de advocaat van een partij in staat te stellen een zaak te volgen (‘observeren’) om bijvoorbeeld af te kunnen wegen of hij/zij zich alsnog als advocaat van de gedaagde partij zal stellen, dan wel een vordering tot voeging of tussenkomst zal instellen. De informatie die verkregen kan worden is beperkt (enkel inzicht in de status van de procedure) en dan moet de advocaat natuurlijk wel op het juiste moment zoeken (gezien de periode van vier weken voor en twee weken na roldatum waarover informatie kan worden verkregen). - Bij de Hoge Raad kunnen betrokkenen via een digitaal portaal hun zaak inzien. Ook (advocaten van) partijen die nog niet zijn verschenen hebben toegang zodat zij kunnen ‘observeren’. Anderen hebben geen toegang.
- Een mogelijkheid die niet bij iedereen bekend is, is te vinden in artikel 15 van het Besluit orde van dienst gerechten. Op grond hiervan moeten gerechten voor elke openbare zitting een uittreksel van de rol beschikbaar stellen met daarop de zaken die tijdens de zitting zullen worden behandeld. In de praktijk houdt dit in dat een uittreksel van de rol op de dag voor de rolzitting voor eenieder ter inzage ligt bij het gerecht. Het is dus niet mogelijk dit via internet in te zien: een fysiek bezoek aan het gerecht is noodzakelijk.
Agenda zittingen
Daarnaast publiceren de Ondernemingskamer en de Rechtbank Rotterdam een agenda van zittingen. Beiden vermelden het onderwerp. De Ondernemingskamer vermeldt ook partijnamen, de Rechtbank Rotterdam doet dat niet.
Pers
Voor de pers bestaan aanvullende mogelijkheden. Op grond van de Persrichtlijn 2013 voorziet de afdeling communicatie van elk van de gerechten journalisten van informatie over komende en lopende zaken. Meestal zijn komende rechtszaken uiterlijk één week voor de zittingsdatum vermeld op zogenoemde zittingslijsten (met namen van procespartijen). Die lijsten worden een week voor de zitting gratis ter beschikking gesteld aan journalisten. In kort gedingen liggen dagvaardingen uiterlijk één week voor de zitting onder embargo ter inzage voor journalisten.[1]
Telefonisch
Waar het telefonisch navraag doen betreft, verschilt het per gerecht hoe daarmee wordt omgegaan. Sommige gerechten verstrekken geen enkele informatie aan niet-procespartijen. Andere gerechten mondjesmaat.[2]
Oftewel: het is zeer beperkt mogelijk om, zonder zaaknummer, uit te vinden of een partij betrokken is in een procedure en zo ja, wat daarvan dan de status is. Ook zittingen worden over het algemeen niet publiekelijk aangekondigd (ook niet geanonimiseerd).
Wat moet veranderen volgens Wesseling-van Gent op het gebied van openbaarheid van de rechtspraak?
In haar conclusie behandelt Wesseling-van Gent allerlei mogelijke grondslagen voor het verstrekken van de informatie waar het hier om gaat (lees: welke procedures lopen er tussen welke partijen). De A-G behandelt artikel 29 Rv, artikel 838 Rv, het Besluit orde van dienst gerechten en openbaarheid als beginsel van behoorlijke rechtspleging.
Enkel het openbaarheidsbeginsel kan als mogelijke grondslag dienen volgens de A-G: uit diverse uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) volgt dat, om van een openbare zitting te kunnen spreken (wat een recht is dat is neergelegd in verschillende Nederlandse wetsartikelen),[3] mede van belang is of het publiek op de hoogte is gebracht van het plaats en het tijdstip van de zitting.
Na een analyse van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), komt Wesseling-van Gent tot de conclusie dat het verstrekken van informatie over lopende procedures met partijnamen (lees: een uittreksel van de rol), onder de AVG valt. Een toets aan de AVG is dus noodzakelijk. De plicht om in te gaan op verzoeken tot het verstrekken van informatie over lopende procedures kan volgens de A-G worden gegrond op het wettelijk en verdragsrechtelijk verankerde recht op openbaarheid van rechtspleging. Zij concludeert dan ook dat het in beginsel rechtmatig is. De AVG zal dus aan het verstrekken van deze informatie niet in de weg staan.
Kort en goed: de huidige Nederlandse praktijk laat zich volgens Wesseling-van Gent moeilijk verenigen met het fundamentele beginsel van openbaarheid van de rechtspraak en contrasteert ook met het beleid van het EHRM, Hof van Justitie EU en andere EU-landen.[4] Nieuwe wetgeving is niet noodzakelijk, omdat de verplichting tot het verstrekken van informatie over aanhangige zaken is gegeven in de bestaande wetgeving en rechtspraak over openbaarheid van de behandeling van een zaak.
Wel geeft de A-G nog mee dat binnen de rechtspraak een richtlijn voor de gerechten wordt opgesteld die mede ter ondersteuning kan dienen van het griffiepersoneel of de afdeling communicatie van de gerechten die met dergelijke vragen over lopende procedures worden geconfronteerd.
Hoe nu verder?
Volgens Wesseling-van Gent bestaat het recht op informatie over lopende procedures dus al. Gerechten zullen deze informatie in de lezing van de A-G dus nu al moeten verstrekken. De praktijk is op dit moment echter nog anders en verwacht mag worden dat gerechten die praktijk niet zullen wijzigen voordat de Hoge Raad zelf zich hierover heeft uitgelaten. Dit kan immers een aanzienlijke stroom aan informatieverzoeken opleveren (zoals we in het verleden ook met de Wet openbaarheid bestuur, nu Wet open overheid) hebben gezien.
Ik kan mij immers indenken dat deze informatie voor tal van partijen interessant is. Zo lijkt mij dat allerlei kredietbeoordelaars interesse zullen hebben in de vraag of een onderneming betrokken is in procedures. Ook partijen die een belangrijk (qua belang of duur) contract willen aangaan met een nieuwe handelspartner, zullen wellicht willen controleren of en in wat voor procedures de beoogd handelspartner verwikkeld is. Ander belangrijk aspect vanuit de praktijk is de situatie waarin het faillissement van een bepaalde partij aangevraagd wordt. Dan is het vaak zoeken naar een zogenoemde steunvordering. Die is makkelijker te vinden zodra duidelijk is in welke procedures een partij betrokken is.
Daarbij kan dit er mogelijk toe leiden dat partijen die niet wensen dat openbaar wordt dat zij betrokken zijn in procedures, sneller een arbitrageclausule zullen opnemen in contracten. Arbitrage is in beginsel immers vertrouwelijk (ook al is dat ook niet waterdicht).[5]
Of het allemaal zo’n vaart gaat lopen, is afwachten. Het oordeel is nu eerst nog aan de Hoge Raad. Wanneer hij uitspraak doet, is nog niet bekend.
Deze auteur is niet meer werkzaam bij BarentsKrans. Mocht u nog vragen hebben over dit onderwerp, neem dan contact op Corporate Litigation.
[1] Uitzonderingen voor zaken op gebied van personen-, familie- en jeugdrecht en andere zaken die op wettelijke gronden achter gesloten deuren worden behandeld.
[2] Zie par. 5 van de conclusie van A-G Wesseling-van Gent.
[3] Zoals in artikel 121 Grondwet, artikel 4 Wet op de rechterlijke organisatie en artikel 27 Rv. Uiteraard gelden op dit recht uitzonderingen zoals zaken waarbij minderjarigen zijn betrokken of wanneer de veiligheid van de Staat in het geding is
[4] Zie voor een vergelijking met internationale en buitenlandse gerechten, par. 9 van de conclusie van A-G Wesseling-van Gent.
[5] Zo zijn procedures bij de overheidsrechter gerelateerd aan een arbitrage (zoals benoeming arbiters, vernietiging arbitraal vonnis), wel gewoon openbaar.