
Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt in de Diarra-zaak dat bepaalde transferregels van de FIFA in strijd zijn met het Unierecht. De regels beperken het vrije verkeer van werknemers en verhinderen de concurrentie tussen voetbalclubs bij het contracteren van talentvolle spelers.
De feiten
Het HvJ EU heeft op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een zaak over de geldigheid van transferregels van de wereldvoetbalbond FIFA. De zaak gaat over de Franse profvoetballer Lassana Diarra. Hij tekende in 2013 een contract bij het Russische Lokomotiv Moskou. Al snel ontstond er een conflict en Lokomotiv Moskou beëindigde het contract vanwege contractbreuk door Diarra. De FIFA oordeelde dat Diarra € 10,5 miljoen schadevergoeding aan zijn oude club moest betalen.
Ondertussen gaat Diarra op zoek naar een nieuwe club. Zijn zoektocht werd bemoeilijkt door de transferregels van de FIFA. Zo is een internationaal transfercertificaat (ITC) vereist om een speler bij de nieuwe nationale voetbalbond in te schrijven. Een ITC mag echter niet worden afgegeven als het vorige contract voortijdig is beëindigd zonder wederzijds goedvinden. Daarnaast wordt de nieuwe club samen met de speler hoofdelijk aansprakelijk voor betaling van schadevergoeding aan de oude club. Ten slotte kunnen sancties worden opgelegd aan de nieuwe club waardoor zij gedurende de twee volgende transferperiodes geen nieuwe spelers kunnen contracteren. Vanwege deze regels ketst een transfer in de zomer van 2014 naar Sporting du Pays de Charleroi (België) af.
Volgens Diarra zijn de genoemde transferregels in strijd met het Unierecht, in het bijzonder het vrij verkeer van werknemers (artikel 45 VWEU) en het kartelverbod (artikel 101 VWEU). Hij startte een procedure bij Belgische rechter. In hoger beroep besloot het cour d’appel te Mons aan het HvJ EU voor te leggen of de transferregels in strijd zijn met het vrij verkeer van werknemers en met het kartelverbod.
Vrij verkeer van werknemers
Het HvJ EU oordeelt ten eerste dat de transferregels het vrij verkeer van werknemers kunnen beperken. De regels zorgen ervoor dat clubs uit een andere lidstaat ervan worden weerhouden of worden ontmoedigd om de speler in dienst te nemen. Daarbij wordt dit door het noodzakelijk stellen van een ITC zelfs helemaal onmogelijk gemaakt. Hiermee zijn de transferregels in principe in strijd met artikel 45 VWEU, tenzij deze gerechtvaardigd kunnen worden.
Een beperking van artikel 45 VWEU kan gerechtvaardigd worden als de regels een dwingende reden van algemeen belang dienen, geschikt zijn om die doelstelling te verwezenlijken en niet verder gaan dan daarvoor noodzakelijk is. Het HvJ EU overweegt dat de transferregels de “regelmatigheid” van voetbalcompetities waarborgen. Dat doel kan inderdaad een dwingende reden van algemeen belang vormen. Volgens het HvJ EU zijn de transferregels ook geschikt om dit doel te verwezenlijken, omdat zij bijdragen aan de stabiliteit van de samenstelling van voetbalploegen. Enige stabiliteit van de teams is belangrijk voor het goede verloop van een competitie. De transferregels zijn volgens het HvJ EU echter niet noodzakelijk om dit doel te bereiken aangezien er ook minder verstrekkende maatregelen zijn om de doelstelling te verwezenlijken. Het HvJ EU concludeert daarom dat de transferregels in strijd zijn met het vrij verkeer van werknemers.
Kartelverbod
Het HvJ EU concludeert dat de transferregels ook in strijd zijn met het kartelverbod van artikel 101 VWEU. De transferregels moeten worden aangemerkt als ‘besluit van een ondernemingsvereniging’, zodat het kartelverbod van toepassing is. De regels kwalificeren als beperking van de mededinging naar strekking, aangezien zij de mogelijkheid van clubs beperken om spelers te contracteren die hun contract zonder gerechtvaardigde reden hebben verbroken.
Het HvJ EU overweegt dat het aantrekken van spelers juist één van de essentiële aspecten is waarop voetbalclubs met elkaar concurreren en dit wordt door de transferregels beperkt. De transferregels hebben volgens het HvJ EU in feite dezelfde werking als een zogenoemde ‘no poach’-overeenkomst, oftewel een niet-wervingsbeding. Dat clubs nog wel spelers kunnen werven wiens contract is afgelopen, doet niet af aan de conclusie dat de transferregels de mededinging naar strekking beperken. Dat is namelijk maar een kleine groep spelers. De overgrote meerderheid van de spelers staat onder contract bij een club; de concurrentie om die groep spelers wordt beperkt door de transferregels.
Het HvJ EU gaat kort in op de vraag of de transferregels buiten het bereik van het kartelverbod kunnen vallen omdat ze een algemeen belangdoelstelling dienen. In lijn met de uitspraak in de Superleague-zaak, concludeert het HvJ EU dat strekkingsbeperkingen niet kunnen worden gerechtvaardigd op basis van een algemeen belangdoelstelling. Daarmee resteert alleen nog de vrijstelling van het kartelverbod op grond van artikel 101 lid 3 VWEU. De Belgische rechter moet beoordelen of de transferregels kunnen profiteren van die vrijstelling. Het HvJ EU neemt al wel een voorschot op die beoordeling door te overwegen dat het onwaarschijnlijk is dat de regels noodzakelijk zijn om eventuele efficiëntievoordelen te behalen.
Gevolgen voor de praktijk
De gevolgen van de uitspraak voor de transfermarkt in het Europese profvoetbal zijn mogelijk groot. De zaak wordt al vergeleken met het Bosman-arrest. Het valt nog te bezien of de soep zo heet wordt gegeten. Het HvJ EU laat immers ruimte voor transferregels die zorgen voor enige stabiliteit van de clubteams. Het lijkt wel vast te staan dat de FIFA haar transferregels moet aanpassen om ervoor te zorgen dat regels en sancties proportioneel zijn.