
In het jaarverslag 2024 van de Hoge Raad worden de belangrijkste cijfers en gebeurtenissen van het afgelopen jaar op een rij gezet. Zo legt de Hoge Raad publiekelijk verantwoording af over de verrichte werkzaamheden en de middelen die daarvoor in het jaar 2024 zijn ingezet. De Hoge Raad benoemt daarnaast enkele trends en zaken die voor de rechtsontwikkeling van bijzonder belang zijn geweest. Een aantal daarvan wordt hieronder uitgelicht.
De Hoge Raad in de samenleving
De kern van de maatschappelijke taak van de Hoge Raad bestaat uit het bieden van individuele rechtsbescherming, het waarborgen van rechtseenheid en het leveren van een bijdrage aan de rechtsontwikkeling. In het jaarverslag benadrukt de Hoge Raad dat het – om deze taak in een veranderende samenleving goed te kunnen blijven uitoefenen – van belang is dat hij midden in de samenleving staat. In dat verband bevat het jaarverslag dit jaar voor het eerst een onderdeel “De Hoge Raad in de samenleving”, waarin de Hoge Raad toelicht op welke uiteenlopende wijzen hij zich hiervoor in 2024 heeft ingezet. Die inzet heeft niet alleen betrekking op besluitvorming en kennisoverdracht, zoals in de vorm van samenwerking met het Hof van Justitie van Suriname en met andere gerechtelijke instanties. Ook op het gebied van communicatie en openbaarheid van rechtspraak heeft de Hoge Raad zich ingespannen. Zo bestond meer aandacht voor het gebruik van heldere taal in conclusies en uitspraken. Daarnaast maakte de Hoge Raad meer gebruik van sociale media, zoals LinkedIn en Instagram, publiceerde hij maar liefst 135 nieuwsberichten, maakte hij informatie over lopende civiele zaken digitaal toegankelijk en introduceerde hij een nieuwsservice. In het jaarverslag wijst de Hoge Raad verder op de ruime mogelijkheden om de Hoge Raad te bezoeken of een zitting bij te wonen. Dat laatste kon in 2024 voor het eerst ook door middel van een livestream.
De civiele kamer in cijfers
Instroom, uitstroom en doorlooptijd
Uit het jaarverslag volgt dat het aantal bij de Hoge Raad aangebrachte civiele zaken in 2023 voor het eerst in jaren is toegenomen. Waar in 2023 nog 334 civiele zaken aanhangig werden gemaakt, betroffen dat in 2024 347 civiele zaken. Dit hangt samen met een stijging van het aantal door lagere rechters aan de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen (15 prejudiciële vragen in 2024 tegenover 9 prejudiciële vragen in 2023). Het aantal zaken waarin de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan, is daarentegen met 16% afgenomen (335 uitspraken in 2024 tegenover 399 uitspraken in 2023). Voor de gemiddelde tijd die verstrijkt tussen het instellen van cassatieberoep en het wijzen van uitspraak heeft dat (nog) geen gevolgen: nadat de gemiddelde doorlooptijd van een civiele cassatiezaak in 2023 al was gedaald van 422 dagen naar 381 dagen, is dit inmiddels 372 dagen.
Afdoening
Van de zaken die de Hoge Raad in 2024 heeft behandeld, heeft hij, net als in 2023, 60% inhoudelijk afgedaan. Het aantal zaken dat de Hoge Raad met toepassing van artikel 81 lid 1 RO zonder motivering heeft afgedaan, is evenwel opnieuw afgenomen (135 zaken in 2024 tegenover 161 zaken in 2023). Aangezien het percentage cassatieberoepen waarin de Hoge Raad tot vernietiging van de bestreden uitspraak overgaat óók is gedaald (van 36% in 2023 naar 31% in 2024), heeft de Hoge Raad in 2024 dus meer cassatieberoepen gemotiveerd verworpen.
Contacten met de wetgever
Ook dit jaar bevat het jaarverslag een onderdeel dat is gewijd aan de contacten die de Hoge Raad met de wetgever onderhoudt. Een doeltreffende wisselwerking tussen de rechterlijke en de wetgevende macht bevordert immers de kwaliteit van het recht, evenals de snelheid waarmee knelpunten in de wet kunnen worden herkend en opgelost. De contacten tussen de Hoge Raad en de wetgever vinden op uiteenlopende wijzen plaats, zoals in de vorm van een rechtstreekse dialoog. Meer zichtbaar is de mogelijkheid voor de president van de Hoge Raad en de procureur-generaal bij de Hoge Raad om op verzoek van de minister van Justitie en Veiligheid adviezen over conceptwetsvoorstellen uit te brengen. Dat gebeurde in 2024 drie keer, zoals met betrekking tot het wetsvoorstel Wet klokkenluidersregeling rechtspraak. De meeste contacten met de wetgever betreffen evenwel uitspraken van de Hoge Raad waarin een signaal aan de wetgever wordt gegeven. Zo kan de Hoge Raad wijzen op juridisch-technische knelpunten of rechtstekorten aankaarten die hij bij de behandeling van een zaak tegenkomt. De wetgever kan er vervolgens voor kiezen om actie te ondernemen. In 2024 gaf de Hoge Raad op deze wijze zeven signalen aan de wetgever, met name in fiscale zaken.
Rechtsontwikkeling in vele facetten
In 2024 heeft de Hoge Raad opnieuw in belangrijke mate bijgedragen aan de rechtsontwikkeling, ook op terreinen die wellicht wat minder voor de hand liggen. De Hoge Raad wijst in het jaarverslag op de verschillende wijzen waarop uiteenlopende zaken onder zijn aandacht zijn gebracht en op de afwisselende (rechts)gebieden die daarbij aan de orde zijn gekomen. In dit verband worden onder meer de volgende voorbeelden genoemd.
Voorbeeld 1: alternatieve vormen van geschilbeslechting
Twaalf van de door de Hoge Raad in 2024 behandelde zaken hielden verband met arbitrage of met andere vormen van alternatieve geschilbeslechting. Zo oordeelde de Hoge Raad dat een mediationclausule in een arbitraal beding rechtens afdwingbaar kan zijn. Ook buiten klassieke gevallen van gerechtelijke geschilbeslechting kan de rechtspraak van de Hoge Raad dus van betekenis zijn.
Voorbeeld 2: doorwerking van Europees recht
In verschillende uitspraken van de Hoge Raad kwam de doorwerking van Europees recht in de Nederlandse rechtsorde aan bod. Gedacht kan worden aan de ‘bestelknop’-uitspraken, waarin de Hoge Raad zich in het licht van de Richtlijn consumentenrechten uitliet over de vereisten waaraan de tekst op een bestelknop moet voldoen en de gevolgen voor individuele transacties als de bestelknop niet aan die vereisten voldoet. Daarnaast beantwoordde de Hoge Raad belangwekkende prejudiciële vragen over de (on)eerlijkheid van in huurovereenkomsten opgenomen huurprijswijzigingsbedingen en over de (eventuele) gevolgen van de vernietiging van zodanige bedingen. In dat verband speelde de Richtlijn oneerlijke bedingen een grote rol. Namens de Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland (IVBN) en 21 institutionele verhuurders en beleggers dienden Philip Fruytier, Hugo Boom en Joris Jas in deze prejudiciële procedure schriftelijke opmerkingen in.
Voorbeeld 3: prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie
Op grond van artikel 267 VWEU kan de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie stellen over de uitleg en toepassing van Europees recht. Dat deed de Hoge Raad in 2024 zes keer, zoals met betrekking tot de vraag wanneer iemand als bestuurder kwalificeert in de zin van de (op een Richtlijn gebaseerde) Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen. In vier zaken waarin de Hoge Raad al eerder prejudiciële vragen stelde, deed het Hof van Justitie van de Europese Unie in 2024 uitspraak. De invloed van het Europees recht op de werkzaamheden van de Hoge Raad kan dus worden onderschat.
Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog of bent u benieuwd wat onze cassatieadvocaten voor u kunnen betekenen? Bezoek dan onze cassatiepagina.