In het recente arrest Q-Park/Deka liet de Hoge Raad zich uit over de verschuldigdheid van wettelijke handelsrente. Deze is substantieel hoger dan de ‘gewone’ wettelijke rente (momenteel 8%, respectievelijk 2%). In de praktijk maakt het dus veel uit of de wettelijke rente, dan wel de wettelijke handelsrente is verschuldigd.De Hoge Raad bevestigt eerdere rechtspraak, waaruit blijkt dat de wettelijke handelsrente slechts verschuldigd is over de geldelijke tegenprestatie voor de goederen of diensten op basis van een handelsovereenkomst – oftewel, op de primaire betalingsverplichting uit de handelsovereenkomst (en dus niet op een vordering op grond van onverschuldigde betaling). Ook verduidelijkte de Hoge Raad dat de onoplettende verweerder – die geen verweer heeft gevoerd wat betreft de toewijzing van de wettelijke handelsrente – te hulp wordt geschoten: de rechter mag de wettelijke (handels)rente niet ambtshalve toewijzen, maar moet de handelsrente (zo nodig) wel ambtshalve afwijzen.
Dit arrest vormde aanleiding om het gehele relevante kader over wettelijke (handels)rente op te frissen. Ook bevat het artikel enkele bondige tips voor de praktijk.
U kunt de publicatie hier helemaal lezen.