De Hoge Raad heeft op 14 augustus 2015 uitspraak gedaan in een zaak tussen een particuliere belegger en ABN AMRO Bank (
ECLI:NL:HR:2015:2191). De belegger, een adviescliënt van de bank, houdt de bank aansprakelijk wegens schending van haar zorgplicht vanaf het moment dat de bank in september 2008 ten onrechte geen uitvoering had gegeven aan een opdracht om 57.500 aandelen ING te verkopen zodra de koers het niveau van € 19,50 zou bereiken (een zogenoemde stop loss order).Anders dan het hof Amsterdam, oordeelt de Hoge Raad dat de omstandigheid dat de belegger een adviesrelatie met de bank had niet meebrengt dat hij zelf verantwoordelijk is voor het na de fout, tussen september 2008 en mei 2009, opgelopen verlies van ca. € 700.000,–. De bank mocht er ook niet zonder meer op vertrouwen dat de belegger had ingestemd met het niet uitvoeren van de stop loss order. Dit wordt volgens de Hoge Raad niet anders doordat de belegger en zijn beleggingsadviseur bij de bank in de dagen na het niet uitvoeren van de stop loss order telefonisch met elkaar hebben gesproken en de belegger toen niet alsnog een verkoopopdracht heeft gegeven.
Bovendien geldt, ook als de bank er wel op had mogen vertrouwen dat de belegger instemde met het niet uitvoeren van de stop loss order, dat de zorgplicht van de bank dan nog niet was uitgewerkt. De bank had de belegger dan nog steeds uitdrukkelijk moeten vragen of hij de risico’s van het aanhouden van de aandelen accepteerde of dat hij een nieuwe opdracht wilde geven.
Lees meer hierover in het NRC-artikel: Extra voor belegger zorgen (6 oktober 2015)