Op 15 oktober 2021 wees de Hoge Raad arrest in een procedure tussen 65 gedupeerden en NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij). De inzet van de procedure betrof de vraag of de gedupeerden recht hebben op schadevergoeding voor gederfd woongenot en immateriële schadevergoeding van NAM vanwege de aardbevingsschade aan hun woningen, die is veroorzaakt door de gaswinning in Groningen door NAM.
Het hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde eerder dat de door NAM veroorzaakte hinder en overlast onrechtmatig is jegens bewoners van een woning die ten minste eenmaal fysieke schade heeft opgelopen. Wanneer dat is vastgesteld hebben die bewoners recht op vergoeding van schade wegens gemist woongenot. Indien minimaal twee keer fysieke schade aan de woning is vastgesteld, bestaat daarnaast recht op vergoeding van smartengeld. Dat smartengeld is minimaal € 2.500 per bewoner.
NAM stelde van deze uitspraak cassatieberoep in bij de Hoge Raad. De Hoge Raad laat het oordeel van het hof echter in stand. De Hoge Raad heeft het advies van advocaat-generaal Wattel grotendeels gevolgd en oordeelde dat ten aanzien van een bewoner van een huis waaraan fysieke schade is ontstaan die is veroorzaakt of verergerd door aardbevingen, het niveau is bereikt waarop de door NAM veroorzaakte hinder en overlast onrechtmatig is, ongeacht de uiteenlopende omvang van fysieke schade aan woningen. Een bewoner van een huis dat ten minste tweemaal fysieke schade heeft opgelopen heeft daarnaast recht op vergoeding van immateriële schade. Het hof heeft het smartengeld op minstens € 2.500 per bewoner bepaald. De uitkomst is daarmee gunstig voor de gedupeerden.
Deze uitspraak is van belang voor de verdere schadeafwikkeling van gedupeerde Groningers, onder meer voor een procedure tussen 5300 gedupeerden en NAM bij de rechtbank Noord-Nederland.
Rieme-Jan Tjittes en Hugo Boom stonden de gedupeerden bij in de cassatieprocedure.