Dat oordeel is teleurstellend. Niet alleen omdat Europese jurisprudentie in het Kolassa-arrest juist in een beleggingskwestie oordeelde dat de rechter in de woonplaats van de verzoeker bevoegd is als de schade zich rechtstreeks voordoet op de bankrekening van die verzoeker bij een in het rechtsgebied van die gerechten gevestigde bank en het hof dat uitgangspunt terzijde schuift onder verwijzing naar het arrest Universal Music, dat betrekking had op een zuivere betalingskwestie. Maar voor alles omdat de Nederlandse belegger daarmee effectief de weg naar de rechter wordt afgesneden en hij met schade blijft zitten.
Buiten Nederland en de VS, waar buitenlandse beleggers sinds het arrest Morisson van het Supreme Court worden uitgesloten van class actions, zijn er nergens ter wereld juridische procedures tegen BP gestart. Weliswaar zouden Nederlandse beleggers theoretisch juridische stappen kunnen zetten in Engeland, waar BP gevestigd is, maar het Engelse rechtssysteem biedt geen effectieve bescherming. De kosten van procederen lopen daar sowieso al in de miljoenen ponden, met het risico dat bij verlies de kosten van de wederpartij ook nog eens volledig moeten worden vergoed. Niet voor niets is in deze kwestie (net als in vele andere) een procedure in Engeland niet van de grond gekomen.
Al met al betekent dit dat het goed misgaat met het uitgangspunt dat degene die schade veroorzaakt, die schade ook vergoedt. De Nederlandse belegger blijft met zijn schade zitten, terwijl BP als veroorzaker vrijuit gaat. Hopelijk leidt cassatie − of desnoods een procedure bij de Europese rechter – er alsnog toe dat de Nederlandse belegger zijn recht kan halen!
Dit artikel verscheen in november 2017 in de rubriek Snelrecht van Mr. magazine.