Speciaal voor octrooizaken kent de rechtbank Den Haag de mogelijkheid van een versnelde bodemprocedure. Deze procedure beoogt een relatief snelle doch inhoudelijke rechtsgang voor de vaak complexe octrooizaken te zijn. Op 17 maart 2023 heeft de rechtbank Den Haag het herziene procesreglement voor versnelde bodemprocedure in octrooizaken (“VRO-reglement”) vastgesteld. Dit nieuwe reglement is direct in werking getreden en is op de website van de Rechtspraak gepubliceerd. We zetten de veranderingen voor u op een rij.
Maximum woordenaantal processtukken na herziening VRO-reglement
Een belangrijke aanpassing is de invoering van de volgende woordenaantal-maxima voor verschillende processtukken:
- dagvaarding / conclusie van antwoord: 18.000 woorden; [1]
- eis in reconventie / conclusie van antwoord in reconventie: 10.800 woorden; [2]
- akte eiser in inbreukprocedure indien geen eis in reconventie tot vernietiging van het octrooi is ingesteld, maar wel bij verweer nietigheidsgronden worden aangevoerd: 10.800 woorden; [3]
- akte eiser in nietigheidsprocedure indien geen eis in reconventie is ingesteld, maar gedaagde wel hulpverzoeken heeft ingediend: 1.800 woorden per hulpverzoek; [4]
- akte gedaagde in inbreukprocedure met reactie op hulpverzoeken: 1.800 woorden per hulpverzoek; [5]
- akte houdende overlegging nadere producties: in geval van een deskundigenverklaring 3.000 woorden; [6]
- akte houdende overlegging reactieve producties: in geval van een deskundigenverklaring 900 woorden; [7]
- pleitnota: 13.500 woorden, waarbij geldt dat gedaagde hiervan maximaal 3.000 woorden kan reserveren voor een schriftelijke reactie op het pleidooi van eiser en geldt dat iedere twee minuten van tijdens de zitting getoond videomateriaal telt als 300 woorden. [8]
Bij de telling van het aantal woorden kan de eerste weergave van de octrooiconclusies buiten beschouwing worden gelaten.[9] Naast de betekende dagvaarding en de VRO-beschikking dient de eisende partij op de eerste roldatum een begrijpelijke en (naar verwachting) onbetwiste inleiding op de techniek van het octrooi (een zogenoemde technical primer) in het geding te brengen.[10] De betreffende inleiding kan als separate productie worden ingediend en telt dus niet mee voor het maximum woordenaantal.
Vervolgens dient de gedaagde partij aan te geven of, en zo ja op welke punten, deze inleiding op de techniek aanvulling zou behoeven. De gedaagde partij kan de eventuele aanvullingen met track changes in het bestand verwerken en als aparte productie overleggen. Hoewel de gedachte is dat de technische achtergrond niet controversieel is, zullen partijen het in de praktijk vaak niet eens worden over de technische achtergrond en de algemene vakkennis van de gemiddelde vakpersoon op de prioriteitsdatum. Dat zal naar verwachting tot gevolg hebben dat er in feite twee verschillende technical primers in het geding worden gebracht. De praktijk zal moeten uitwijzen hoe hiermee om wordt gegaan.
Uitzondering woordenlimiet
In geval van bijzondere omstandigheden kan de eisende of de gedaagde partij verzoeken om een dagvaarding van een grotere omvang uit te mogen brengen dan wel een conclusie van antwoord van een grotere omvang te mogen nemen. De complexiteit en het grote financiële belang van octrooizaken zijn al verdisconteerd in het woordenmaximum, aldus het VRO-reglement.[11] Dat betekent dat dergelijke gronden dus niet zonder meer kunnen slagen als motivering voor een verzoek, terwijl de behoefte aan een uitgebreider processtuk in de praktijk vaak juist zal zijn ingegeven door de complexiteit van de zaak. Het landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij gerechtshoven kent sinds 2021 een maximumomvang voor processtukken. Dit landelijk procesreglement merkt de juridische of feitelijke complexiteit van de zaak wel aan als toewijzingsgrond voor overschrijding van de maximale omvang en geeft daarbij ook een meer specifieke, niet-limitatieve opsomming van gevallen waarin daarvan sprake zou kunnen zijn.[12]
Ten aanzien van dit procesreglement heeft de Hoge Raad geoordeeld dat toepassing van de betreffende maatstaf de toegang tot de rechter waarborgt en dat het recht op hoor en wederhoor niet in ontoelaatbare mate wordt beperkt.[13] Het VRO-reglement geeft, echter, geen aanwijzingen voor de behandeling en toewijzing van dergelijke verzoeken en de termijn waarbinnen op een zodanig verzoek moet worden beslist. Hoe een verzoek om een meer omvangrijke dagvaarding dan wel conclusie in octrooizaken zal worden beoordeeld is momenteel dus nog ongewis.
De Hoge Raad heeft ten aanzien van de omvangseis in het landelijk procesreglement van gerechtshoven geoordeeld dat aan partijen voldoende gelegenheid moet worden geboden om te voorkomen dat een processtuk wordt geweigerd, en dat de mogelijkheid om na weigering binnen twee weken een aangepast, korter processtuk in te dienen in beginsel een toereikende gelegenheid geeft.[14] Het VRO-reglement biedt de eisende partij één keer de kans om een dagvaarding in te dienen die wel binnen het maximum valt, en de gedaagde partij die een te lang processtuk indient krijgt op verzoek van de eisende partij of ambtshalve de gelegenheid om binnen één week een conclusie te nemen die wel aan het maximum voldoet. Is na deze gelegenheid het stuk nog steeds te lang, dan wordt het teveel aan woorden buiten beschouwing gelaten.[15] Of de betreffende termijn van één week in beginsel ook voldoende zal zijn, zal in de praktijk moeten blijken.
Mondelinge behandeling
Het VRO-reglement roept ten aanzien van de mondelinge behandeling een aantal nieuwe termijnen in het leven, te weten met betrekking tot:
- het verzoek tot hybride of volledig digitale behandeling van de zaak: dit dient uiterlijk twee weken voor de mondelinge behandeling te worden ingediend;
- de pleitnota’s: deze dienen vier werkdagen vóór de mondelinge behandeling te worden ingediend;
- de schriftelijke reactie van de gedaagde op de pleitnota van de eiser: deze dient twee werkdagen vóór de mondelinge behandeling te worden ingediend. Let op: dit is de enige gelegenheid die gedaagde heeft om rechtstreeks te reageren op de pleitnota van eiser.
Als relict uit de coronatijd leggen partijen hun pleitnota dus niet langer ter zitting over. Tijdens de zitting is er gelegenheid voor de beantwoording van vragen en voor een mondelinge re- en dupliek van twintig minuten. Na de vragen van de zittingscombinatie en vóórafgaand aan deze mondelinge tweede termijn, bestaat voor partijen nog de kans om een zogenoemd slotbetoog te houden om de belangrijkste punten te belichten. Indien daarvan gebruik wordt gemaakt, wordt de tijd voor de re- en dupliek beperkt tot tien minuten.[16]
De vraag rijst hoe het vooraf schriftelijk indienen van de pleitnota zich verhoudt tot de openbaarheid van de rechtspraak. Waar voorheen door het voordragen van de pleitnota de inhoud daarvan kenbaar werd voor toehoorders die bij de zitting aanwezig waren, is dat met deze herziening niet meer het geval en kunnen toehoorders daarvan geen kennis meer nemen. Het is nog onzeker welke gevolgen dit heeft voor de openbaarheid van de rechtspraak.
Hulpverzoeken
Met de herziening van het VRO-reglement gelden nu ook voorschriften voor het indienen van hulpverzoeken. De octrooihouder mag maximaal zes hulpverzoeken indienen. Let op: indien er in een inbreukzaak zonder toestemming van de rechter meer dan zes hulpverzoeken worden ingediend, kan de rechter de zaak ambtshalve dan wel op verzoek van de wederpartij uit het VRO-regime verwijderen.[17] Het is terecht dat deze sanctie in beginsel enkel in inbreukzaken geldt. Een dergelijke maatregel zou in een zuivere nietigheidsprocedure misbruik in de hand kunnen werken. De octrooihouder die geen belang bij behandeling volgens het VRO-regime heeft, zou dan immers meer hulpverzoeken kunnen indienen om de zaak zo uit het regime te laten schrappen.
Eventuele hulpverzoeken dienen in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure te worden ingediend.[18] We hebben de termijnen voor u op een rij gezet:
- In een nietigheidsprocedure: bij conclusie van antwoord
- In een inbreukprocedure: bij dagvaarding of uiterlijk op de datum bepaald voor conclusie van antwoord (bij conclusie in geval van een eis in reconventie / bij akte indien geen eis in reconventie is ingesteld)
De wederpartij heeft vervolgens de gelegenheid om op de hulpverzoeken te reageren:
- In een nietigheidsprocedure: bij conclusie van antwoord in reconventie
- In een inbreukprocedure: bij akte op de daartoe bepaalde datum (in beginsel vier weken na de datum voor conclusie van antwoord in reconventie)
Conclusie herzien VRO-reglement
Vanaf 17 maart 2023 geldt een herzien VRO-reglement met nieuwe regels over onder meer woordenmaxima voor de verschillende processtukken, de mondelinge behandeling en de indiening van hulpverzoeken. Ten aanzien van bepaalde artikelen vragen wij ons af hoe deze in de praktijk gaan uitwerken. De tijd zal leren hoe deze regels in VRO-procedures worden toegepast.
De advocaten van de sectie Intellectuele Eigendom & Technologie hebben veel ervaring met het voeren van octrooizaken volgens het VRO-reglement. Bent u benieuwd wat wij daarin voor u kunnen betekenen, neem gerust contact met ons op.
In de Stand van de Techniek zetten de advocaten van de sectie Intellectuele Eigendom & Technologie maandelijks een interessant leerstuk of relevante ontwikkeling binnen het intellectuele eigendomsrecht uiteen.
[1] Dagvaarding: artikel 2.5.a VRO-reglement. Conclusie van antwoord: artikel 4.3 VRO-reglement.
De maximering van het aantal woorden van de processtukken zal niet gelden voor procedures die vóór 17 maart 2023 al zijn toegelaten tot het VRO-regime, zie artikel 1.6 VRO-reglement.
[2] Artikel 5.1 VRO-reglement.
[3] Artikel 5.2 VRO-reglement.
[4] Artikel 5.3 VRO-reglement.
[5] Artikelen 5.3 en 10.4 VRO-reglement.
[6] Artikel 6.2 VRO-reglement.
[7] Artikel 6.3 VRO-reglement.
[8] Artikelen 7.3 en 7.5 VRO-reglement.
[9] Artikel 2.5.a VRO-reglement.
[10] Artikelen 4.1.b en 4.5 VRO-reglement.
[11] Artikelen 2.5.a en 4.3 VRO-reglement.
[12] Artikelen 2.11 (algemeen) en 9.5.1 (voor octrooizaken) met Bijlage VI Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij gerechtshoven.
[13] HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.6 en 3.3.13.
[14] HR 3 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:824, r.o. 3.3.10.
[15] Artikelen 2.5.a en 4.3 VRO-reglement.
[16] Artikel 7 VRO-reglement.
[17] Artikel 10.1 VRO-reglement.
[18] Artikelen 5.3, 10.2 en 10.4 VRO-reglement.