In deze rubriek bespreken de (cassatie)advocaten van BarentsKrans oude arresten die nog steeds relevant zijn. Deze keer staat het Googelende rechter-arrest centraal.[1] In deze zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een rechter geen gegevens aan zijn oordeel ten grondslag mag leggen die hij uit eigen beweging op het internet heeft gevonden, als de partijen zich niet over die gegevens hebben kunnen uitlaten.
Het beginsel van hoor en wederhoor
Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Nederlandse burgerlijk procesrecht wordt gevormd door het beginsel van hoor en wederhoor. Uit dit beginsel, dat is neergelegd in artikel 19 Rv en onderdeel uitmaakt van artikel 6 EVRM, vloeien verschillende rechten voort. Zo hebben partijen het recht om zelf informatie aan de rechter te verstrekken, om de door de wederpartij aan de rechter verstrekte informatie te ontvangen en om in gelijke mate door de rechter te worden gehoord (equality of arms). Daarnaast volgt uit het beginsel van hoor en wederhoor het recht om te reageren. Dat recht houdt in dat partijen in voldoende mate in de gelegenheid moeten worden gesteld om zich uit te laten over alle gegevens die bedoeld zijn om in de oordeelsvorming van de rechter te worden betrokken.[2] Het betreft niet alleen een reactiemogelijkheid op door de wederpartij ingenomen stellingen en overgelegde bewijsmiddelen, maar ook op stukken van derden. Gedacht kan worden aan een deskundigenbericht.[3] De mogelijkheid van procespartijen in cassatieprocedures om bij zogeheten borgersbrief op de conclusie van de advocaat-generaal te reageren, vindt eveneens zijn basis in het beginsel van hoor en wederhoor.[4] Op deze uiteenlopende wijzen waarborgt het beginsel van hoor en wederhoor het vertrouwen van rechtzoekenden in het goed functioneren van de rechtspraak.[5] Daarmee vormt het de kern van een goede procesorde en draagt het bij aan een eerlijke procedure. Het beginsel van hoor en wederhoor wordt om deze redenen ook wel aangeduid als een superbeginsel.[6]
Feiten in het arrest Googelende rechter
Van Donkersgoed huurt sinds 2004 een bovenwoning van Jansen. In de bedrijfsruimte onder de woning is een apotheek gevestigd. Twee jaar later zegt Jansen de huurovereenkomst met betrekking tot de bovenwoning op wegens dringend eigen gebruik. Volgens Jansen bestaat namelijk een dringende behoefte om de bovenwoning ten behoeve van de apotheek te gebruiken. Aangezien Van Donkersgoed niet instemt met de opzegging van de huurovereenkomst, vordert Jansen in rechte dat de huurovereenkomst zal worden beëindigd. De kantonrechter wijst deze vordering af. Het hof komt evenwel tot een ander oordeel, dat het (mede) baseert op foto’s op de website van de apotheek. Daaruit blijkt volgens het hof namelijk (i) dat er geen daglicht tot de kelderruimte kan toetreden en (ii) dat, gelet op de samenstelling van het team van de apotheek, de aanwezigheid van een rust- en kolfruimte voor de hand ligt. Mede in het verlengde van deze constateringen oordeelt het hof dat is komen vast te staan dat Jansen dringend behoefte heeft aan uitbreiding van de voor de apotheek beschikbare ruimte, zodat de huurovereenkomst met Van Donkersgoed moet worden beëindigd. Dat Van Donkersgoed graag dicht bij zijn kinderen wil blijven wonen, maakt dat niet anders. Het hof is namelijk ambtshalve bekend met het feit dat de logische route naar een wijk met voldoende geschikte vervangende woonruimte is voorzien van vrijliggende fietspaden. Deze route kunnen kinderen met de leeftijd van de kinderen van Van Donkersgoed volgens het hof zonder enig probleem afleggen.
Hoge Raad over hoor en wederhoor
Volgens de Hoge Raad kan het oordeel van het hof niet in stand blijven. Uit het arrest van het hof blijkt dat het hof de website van de apotheek op 20 maart 2009 heeft geraadpleegd. Het processuele debat tussen partijen was toen reeds afgesloten: alle processtukken waren ingediend en het eindarrest zou drie weken later worden gewezen. Verschillende feitelijke gegevens die het hof nadien nog op de website van de apotheek aantrof, in het bijzonder de foto’s van de kelder en het in de apotheek werkzame team, heeft het hof desalniettemin aan zijn beslissing ten grondslag gelegd. Aangezien partijen in hun processtukken niet naar de website van de apotheek hebben verwezen en het hof partijen ook niet in de gelegenheid heeft gesteld om van die gegevens kennis te nemen en zich daarover uit te laten, komt het oordeel van het hof in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Dat geldt ook voor de overweging van het hof dat de logische route naar een wijk met voldoende geschikte vervangende woonruimte voor Van Donkersgoed is voorzien van vrijliggende fietspaden. Dat betreft geen feit van algemene bekendheid en is niet door partijen gesteld. De Hoge Raad benadrukt aldus opnieuw de centrale positie van het beginsel van hoor en wederhoor in het Nederlandse burgerlijk procesrecht: vóórdat de rechter bepaalde gegevens aan zijn oordeel ten grondslag kan leggen, moeten partijen zich daarover hebben kunnen uitlaten.
Actualiteit: gebruik van ChatGPT door de rechter
In een recent vonnis heeft de kantonrechter in de rechtbank Gelderland zijn materiële oordeel (mede) gebaseerd op door ChatGPT verschafte gegevens.[7] ChatGPT is een chatbot die gebruik maakt van kunstmatige intelligentie om concrete vragen te beantwoorden. Men kan betwijfelen in hoeverre dit de rechter, mede in het licht van het Googelende rechter-arrest, is toegestaan. In essentie gebruikt de rechter dan immers evenzeer feitelijke gegevens in zijn oordeelsvorming waarover partijen zich niet hebben kunnen uitlaten. Dat schuurt met het beginsel van hoor en wederhoor. Bovendien gebruikt ook ChatGPT internetbronnen. Zowel in de (rechts)wetenschappelijke literatuur als op LinkedIn wordt om die reden uitgebreid gediscussieerd over de houdbaarheid van deze specifieke beslissing, evenals over de toepassing van kunstmatige intelligentie in de rechtspraak in algemene zin. Veelal wordt in die context het Googelende rechter-arrest als maatgevend aangehaald.[8] Het is de vraag hoe de rechtspraak in de toekomst met de steeds uitgebreidere toepassingsmogelijkheden van kunstmatige intelligentie zal omgaan. In ieder geval bevestigt deze discussie dat het Googelende rechter-arrest ook vandaag de dag nog van grote relevantie is.
[1] HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP5612, NJ 2011, 180 (Googelende rechter). In de (rechtswetenschappelijke) literatuur worden zo nu en dan ook HR 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR1653 en/of HR 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR1654, NJ 2011, 409 als het Googelende rechter-arrest aangeduid. Deze uitspraken zijn echter van latere datum. De relevante rechtsregel is geformuleerd in het in deze blog te bespreken arrest, waarnaar de Hoge Raad in beide uitspraken van 9 september 2011 ook verwijst.
[2] HR 7 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2263, NJ 2019, 6; HR 9 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5882, NJ 2012, 637.
[3] HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:599, NJ 2017, 145. Zie ook EHRM 18 maart 1997, NJ 1998, 278 (Mantovanelli/Frankrijk).
[4] Artikel 44 lid 3 Rv, dat is ingevoerd naar aanleiding van EHRM 30 oktober 1991, NJ 1992, 73 (Borgers/België).
[5] HR 7 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2263, NJ 2019, 6; HR 9 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5882, NJ 2012, 637.
[6] Zie bijvoorbeeld Asser Procesrecht/Giesen 1 2015/308.
[7] Rechtbank Gelderland 7 juni 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:3636.
[8] Zie bijvoorbeeld ‘Rechter raadpleegt ChatGPT voor vonnis: ‘Googelende rechter 2.0’?, Mr. Online, https://www.mr-online.nl/rechter-raadpleegt-chatgpt-voor-vonnis-googelende-rechter-2-0/.