In deze rubriek bespreken de (cassatie)advocaten van BarentsKrans oude arresten die nog steeds relevant zijn. Deze keer: het DSM/Fox-arrest (ECLI:NL:HR:2004:AO1427). In deze zaak, tussen een pensioenfonds en een werknemer die deelneemt aan het pensioenfonds, staat een uitlegvraag centraal over een anti-cumulatiebepaling in het pensioenreglement.
De achtergrond van het DSM/Fox-arrest
De werknemer heeft een maximaal pensioen opgebouwd, waarnaast hij vanaf zijn pensioengerechtigde leeftijd tot en met 31 maart 2006 een bedrag van ƒ 137,65 per maand krijgt. Dit bedrag wordt hem uitgekeerd op grond van een individuele spaarrekening (de AOV-regeling), omdat hij gedurende een periode werkzaam is geweest in een Wet sociale werkvoorzieningsverband, hetgeen geen pensioenregeling kende. Het pensioenfonds kort het aan de werknemer maandelijks uit te keren pensioen op grond van de anti-cumulatiebepaling, welke luidt als volgt:
Op het pensioen ingevolge dit reglement voorzover verworven over de jaren na beëindiging van het lidmaatschap welke (…) voor 100% in aanmerking zijn genomen, komt (…) in mindering het pensioen dat betrokkene over die jaren elders op grond van een arbeidsverhouding heeft verkregen.
Volgens de werknemer bepaalt deze bepaling dat het bedrag van een elders verkregen pensioen in mindering wordt gebracht op het ingevolge het pensioenreglement verworven pensioen, terwijl de maandelijkse uitkering ingevolge de AOV-regeling geen pensioen is, maar de vrucht van een individuele spaarregeling. Hij vordert dan ook een verklaring voor recht dat het pensioenfonds niet het spaartegoed zoals opgebouwd krachtens de AOV-regeling mag korten op het pensioen. Tevens vordert hij het pensioenfonds te veroordelen tot betaling van ƒ 137,65 verschuldigd voor elke maand vanaf 1 december 1999 (de datum van de pensioengerechtigheid) tot 31 maart 2006. Het pensioenfonds stelt echter dat onder ‘pensioen’ in de anti-cumulatiebepaling tevens begrepen moet worden hetgeen de werknemer uitgekeerd krijgt op grond van de AOV-regeling.
Oordeel kantonrechter en rechtbank
De kantonrechter wijst de vorderingen af door de bepaling overeenkomstig de doelstelling daarvan uit te leggen. De rechtbank vernietigt vervolgens het vonnis en wijst beide vorderingen van de werknemer alsnog toe. De rechtbank kiest namelijk voor een zuiver taalkundige uitleg, omdat het geschil zich afspeelt tussen partijen waarbij een regeling moet worden uitgelegd, terwijl degene waarop de regeling moet worden toegepast niet bij de totstandkoming van die regeling betrokken is geweest. Aan de grammaticale uitleg van de bepaling verbindt de rechtbank vervolgens de conclusie dat een individuele spaarrekening grammaticaal niet te beschouwen is als ‘pensioen’.
Overwegingen Hoge Raad
De Haviltex-maatstaf
De Hoge Raad merkt op dat in het Haviltex-arrest is geoordeeld dat de vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Het komt namelijk ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval.[1]
De cao-norm
Ook herhaalt de Hoge Raad de zogenaamde cao-norm. Deze norm, die de Hoge Raad ten aanzien van de uitleg van cao-bepalingen heeft gecreëerd, wijkt af van de reeds eerder gecreëerde Haviltex-maatstaf. De cao-norm houdt in dat de bewoordingen van de desbetreffende bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis is voor de uitleg.[2] Deze norm is ook toegepast op andere overeenkomsten in geval die naar hun aard bestemd zijn de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben gehad op de inhoud of de formulering van die overeenkomst en zonder dat de onderliggende partijbedoeling voor die derden kenbaar is.[3]
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt in het DSM/Fox-arrest dat er geen tegenstelling, maar een vloeiende overgang bestaat tussen de Haviltex-maatstaf en de cao-norm. Zo geldt enerzijds ook bij de toepassing van de Haviltex-maatstaf dat de argumenten voor een uitleg van een geschrift naar objectieve maatstaven aan gewicht winnen. Een dergelijke uitleg wint aan gewicht in de mate waarin de overeenkomst naar haar aard meer is bestemd de rechtspositie van derden te beïnvloeden die de bedoeling van de contractspartijen uit dat geschrift niet kunnen kennen en het aantal van die derden groter is dan het voor de opstellers van het geschrift voorzienbare aantal, terwijl het geschrift ertoe strekt de rechtspositie van die derden op uniforme wijze te regelen. Anderzijds leidt de cao-norm niet tot een louter taalkundige uitleg. Er is namelijk sprake van een uitleg naar objectieve maatstaven. Indien de bedoeling van de cao-partijen naar objectieve maatstaven uit de (toelichting bij de) cao-bepalingen volgt, waardoor deze ook kenbaar is voor degenen die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kan ook daar betekenis aan worden toegekend.
De Hoge Raad oordeelt dan ook dat de rechtbank heeft miskend dat zij niet alleen op de bewoordingen van de anti-cumulatiebepaling moest letten, maar ook aandacht moest besteden aan alle omstandigheden van het geval, behoudens de niet-kenbare bedoeling van degenen die deze bepaling hebben geredigeerd. De rechtbank had dus mede acht moeten slaan op de ratio van de bepaling, de redelijkheid van (de uitkomst van) de uitleg die het pensioenfonds voor ogen had en de mate waarin die uitleg past binnen het systeem van het gehele pensioenreglement.
Conclusie
Uit het DSM/Fox-arrest blijkt dat er een vloeiende overgang bestaat tussen de Haviltex-maatstaf en de cao-norm. Alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, zijn van beslissende betekenis bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst. Hoe meer de overeenkomst naar haar aard bestemd is om de rechtspositie van derden, die geen invloed hebben gehad op de bewoordingen van de bepaling en voor wie de partijbedoelingen niet kenbaar zijn, te beïnvloeden, des te meer de objectieve maatstaven centraal staan bij de uitleg.
[1] HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981, 635 (Haviltex).
[2] HR 17 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1059, NJ 1994, 173; HR 24 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1072, NJ 1994, 174.
[3] HR 26 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5961, NJ 2000, 473; HR 23 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0699, NJ 2003, 715; HR 16 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF4621, NJ 2003, 470.