Consumenten hebben uiterlijk dertien maanden na een afschrijving van hun bankrekening de tijd om een melding bij de Bank te doen van niet-toegestane betalingstransacties. Dan krijgen zij het bedrag daarvan onmiddellijk terug, tenzij de Consument “in grove zin nalatig” is geweest bij de niet-naleving van zijn verplichting om (i) zijn bankpas steeds bij zich te houden, zijn pincode geheim te houden en maatregelen te treffen om te voorkomen dat een ander zich met behulp van de bankpas/pincode van Consument toegang kan verschaffen tot zijn bankrekeningen, en/of (ii) de Bank onverwijld in kennis te stellen van het niet-toegestane gebruik zodra hij hiermee daadwerkelijk bekend is geworden.
Een recente zaak van Commissie van Beroep Kifid draaide om een schoonzoon die van 2014 tot 2016 in totaal € 85.022 “afroomde” bij zijn schoonvader. Eerst ging dat uitsluitend via internetbankieren. De schoonzoon regelde de betalingen voor zijn schoonvader, maar zette tegelijkertijd betalingen naar zijn eigen rekening klaar. De verzending kon hij echter niet doen: schoonvader moest de betaalopdrachten goedkeuren met pas, pincode en scanner, maar zag dan alleen het aantal betalingen en het totaalbedrag zien. Niet de afzonderlijke betaalopdrachten. Bankafschriften werden niet meer toegestuurd. Schoonzoon had ervoor gezorgd dat zijn schoonvader deze optie had uitgezet. Eind 2015 zorgde schoonzoon ervoor dat hij ook met zijn eigen mobiele telefoon toegang kreeg tot de betaalrekeningen van zijn schoonvader. Betaalopdrachten konden vanaf dat moment door hem worden gegeven zonder goedkeuring met behulp van bankpas, pincode en scanner.
Toen schoonvader er bijna twee jaar later achter kwam dat hij stelselmatig werd “bestolen” deed hij onmiddellijk aangifte en meldde hij zich bij de bank. Die verweerde zich allereerst met de stelling dat hij beter had moeten opletten. Omdat de schoonvader had betoogd dat hij niet in staat was de digitale bankafschriften te raadplegen, is het voor de Commissie aannemelijk dat de schoonvader de bank wel onverwijld had ingelicht nadat hij de betalingen had ontdekt. Het autoriseren van de betaalopdrachten was volgens de Commissie verder onvoldoende om te kunnen zeggen dat de schoonvader bekendheid had met de overboekingen naar de rekening van zijn schoonzoon. Ook oordeelt de Commissie dat schoonvader de betalingen niet aan zijn schoonzoon had toegestaan.
In eerste aanleg had de Geschillencommissie geoordeeld dat sprake was van grove nalatigheid. Volgens de Geschillencommissie had de schoonvader door zijn handelen een situatie laten ontstaan waarin de schoonzoon in staat was betalingen van zijn rekening te verrichten. De Commissie oordeelt in hoger beroep anders. Grove nalatigheid vereist voor de Commissie dat de rekeninghouder bewust roekeloos nalatig is geweest bij de niet-naleving van zijn verplichting zijn bankpas steeds bij zich te houden, zijn pincode geheim te houden en maatregelen te treffen om te voorkomen dat een ander zich met behulp van de bankpas/pincode toegang kan verschaffen tot zijn bankrekeningen. Niet ieder tekortschieten leidt automatisch tot grove nalatigheid. Van grove nalatigheid zou onder omstandigheden volgens de Commissie (bijvoorbeeld) sprake kunnen zijn indien de schoonvader zijn pincode en/of bankpas bewust had afgegeven, niet door zoals hier – naar achteraf bleek: ten onrechte – enkel te vertrouwen op de hulp van een familielid.
Om die reden oordeelt de Commissie dat € 150 van de overboekingen in de dertien maanden voor melding voor rekening van de schoonvader moet blijven. De beperking tot vergoeding van de overboeking tot de dertien maanden voor de melding zorgt er overigens voor dat schoonvader van de € 85.022 die in de loop van twee jaar was onttrokken, maar zo’n € 20.000 terugkrijgt.
Deze beslissing over het eigen risico is overigens naar nu geldend recht achterhaald: vanaf 1 januari 2020 staat het BW geen eigen risico meer toe bij “normale” nalatigheid.
Dit artikel is ook verschenen op de website van Mr Online.