
In een eerder artikel schreef ik al dat banken vanwege hun poortwachtersfunctie bepaalde klanten weigeren, maar dat banken dan soms toch verplicht kunnen worden om een zakelijke betaalrekening te verstrekken. In gerechtelijke procedures hierover beroepen banken zich er regelmatig op dat zij de relatie wel moeten weigeren, omdat ze het cliëntenonderzoek niet konden afronden. De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) bepaalt in dat geval dat het verboden is om de relatie aan te gaan.[1] Dat betekent echter niet per definitie dat elke keer als het cliëntenonderzoek naar het oordeel van de bank mislukt de (potentiële) klant aan het kortste eind trekt.
Achtergrond cliëntenonderzoek
Het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van uit criminele activiteiten verkregen opbrengsten schaadt de integriteit, stabiliteit en reputatie van het financiële stelsel en vormt een gevaar voor de verdere ontwikkeling van dit stelsel en de interne markt. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de financiële sector voor het financieren van terroristische doeleinden. Om een integere bedrijfsvoering te kunnen waarborgen is het daarom essentieel dat banken vaststellen met wie zij een relatie aangaan. Banken moeten daarom, voor aanvang van de relatie, maar ook gedurende de looptijd van de relatie, een cliëntenonderzoek verrichten.[2] Banken stemmen dit cliëntenonderzoek aantoonbaar af op de risicogevoeligheid voor witwassen of financiering van terrorisme. Dit doen banken aan de hand van het type cliënt, zakelijke relatie, product of transactie.
Afhankelijk van de risico’s die aan een potentiële klant kleven, moeten banken bij aanvang van de relatie een vereenvoudigd[3], normaal[4] of verscherpt[5] cliëntenonderzoek uitvoeren. Banken moeten de indeling in risicocategorieën baseren op objectieve en kenbare indicatoren. Hoe hoger de risico’s, des te meer inspanning mag van banken worden verwacht om die risico’s te mitigeren. Banken moeten hun afwegingen bovendien op een systematische en consequente wijze maken en vastleggen. Dit geldt dus niet alleen voor het te formuleren beleid als voor het maken van uitzonderingen op dit beleid. Ook moeten banken het op de Wwft gebaseerde risicobeleid actueel houden. Het is dus een dynamisch proces. Dat leidt er ook toe dat banken bepaalde cliënten, die zij eerst jarenlang bedienden, ineens niet meer als klant willen. Denk bijvoorbeeld aan ING Bank die afscheid wilde nemen van trustkantoren. Dat is overigens niet gelukt, want net zoals een categorale weigering bij de poort is ook een categorale opzegging tijdens de relatie in strijd met de bancaire zorgplicht.[6]
Omstandigheden van het geval zijn steeds bepalend
Zoals in mijn andere blog aan de orde is gekomen, kan de rechter de bank er soms toe verplichten een zakelijke betaalrekening te verstrekken hoewel er geen wettelijke verplichting bestaat om dat te doen. Het komt voor dat banken bij het aanvragen van een zakelijke betaalrekening vanwege het cliëntenonderzoek te veel vragen stellen of vragen stellen waarop een onderneming geen antwoord kan of wil geven. Of de bank te ver gaat, is steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Soms stellen banken bij een potentiële klant die een normaal risicoprofiel heeft vragen alsof die onderneming een hoog risico heeft en dat is niet de bedoeling. Tegelijkertijd wordt het een onderneming zwaar aangerekend als zij bij het aanvragen van een betaalrekening (redelijke) vragen van de bank niet heeft beantwoord. De bank moet namelijk in ieder geval in staat worden gesteld te kunnen voldoen aan de verplichtingen die volgen uit de Wwft, waaronder dus het uitvoeren van het cliëntenonderzoek.
Het verdient in beginsel dus de voorkeur om de vragen die de bank stelt bij het aanvragen van een zakelijke betaalrekening zo goed mogelijk te beantwoorden, om te voorkomen dat de bank de betaalrekening al weigert vanwege het niet kunnen uitvoeren van het cliëntenonderzoek. Voorwaarde is natuurlijk wel dat deze vragen redelijk zijn en passen bij het risicoprofiel van de onderneming.
Weigert de bank de rekening ten onrechte dan is het, gelet op een arrest van de Hoge Raad[7], wellicht toch mogelijk de bank bij de rechter te dwingen om de onderneming een betaalrekening te verstrekken. Of dat zal slagen zal steeds afhangen van alle omstandigheden van het geval, waaronder ook de vraag of aannemelijk is dat de onderneming niet bij een andere bank terecht kan. De bewijslast daarvoor ligt bij de onderneming, de bewijslast dat er sprake zou zijn van onoverbrugbare witwasrisico’s ligt bij de bank.
Omdat de antwoorden op de vragen ertoe kunnen leiden dat de bank de zakelijke betaalrekening zonder een gerechtelijke procedure verstrekt dan wel kunnen bijdragen aan het oordeel van een rechter in een eventuele gerechtelijke procedure, kijken wij graag al in dat stadium met de onderneming mee. Mocht u dus overwegen een zakelijke betaalrekening aan te vragen, schroom dan niet contact met ons op te nemen.
[1] Artikel 5 lid 1 Wwft.
[2] Artikel 2a Wwft
[3] Artikel 6 Wwft
[4] Artikel 3 Wwft
[5] Artikel 8 Wwft
[6] Rb. Amsterdam 2 maart 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:945. Zie ook Rb. Amsterdam 5 januari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:42
[7] Hoge Raad 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1652.