
Het recht wordt bewoond door maatmannen. Van de ‘goed huurder’, ‘gemiddelde vakman’, ‘zorgvuldig vervoerder’ tot de ‘gemiddelde consument’. Deze fictieve figuren fungeren als contactpunt tussen het recht en de realiteit. Ze leren onder meer wat van ons – als huurder, uitvinder, chauffeur en koper – wél en niet verwacht wordt.
Dit leidt bij mij direct tot de vraag: wat weten deze maatmannen dan? En misschien nog belangrijker: hoe denken ze? Het antwoord is niet vanzelfsprekend. We kunnen het ze niet vragen. Dat maakt het des te relevanter dat de Consiglio di Stato, de hoogste bestuursrechter in Italië, in 2022 prejudiciële vragen heeft gesteld aan het HvJ-EU over de precieze aard van één van deze maatmannen: ‘de gemiddelde consument’.
De Conclusie van AG N. Emiliou is op 25 april 2024 gepubliceerd. Hierin staat hij uitgebreid stil bij de vraag in hoeverre de ‘gemiddelde consument’ te kenmerken is als een Homo Economicus, of juist eerder een koper met ‘beperkte rationaliteit’. In deze blog bespreek ik de kernoverwegingen uit deze conclusie.
Conclusie bij prejudiciële vragen
Van de consumentenkoopregeling, oneerlijke handelspraktijken tot het merkenrecht: de ‘gemiddelde consument’ is een maatman met relevantie voor meerdere rechtsgebieden. Traditioneel wordt de ‘gemiddelde consument’ geacht redelijk geïnformeerd, omzichtig en oplettend te zijn. De AG merkt op dat de formulering van deze toets voor sommige auteurs aanleiding is geweest om de ‘gemiddelde consument’ te begrijpen als een Homo Economicus.
De Homo Economicus is een mensbeeld waarin de mens eerst en vooral een economisch wezen is: een individu dat proactief alle relevante informatie inwint, om die vervolgens rationeel te verwerken en op basis daarvan een beslissing te nemen. De theorie van de ‘beperkte rationaliteit’ zet zich tegen dat mensbeeld af en stelt dat mensen over het algemeen beperkt zijn in hun vermogen om complexe en onvolledige informatie rationeel te verwerken.
De AG is van mening dat de ‘gemiddelde consument’ niet beantwoordt aan het Homo Economicus-denken. Het begrip ‘de gemiddelde consument’ is flexibel genoeg om in bepaalde situaties te worden beschouwd als een koper met ‘beperkte rationaliteit’. Hiervoor heeft de AG een reeks argumenten, waarvan ik de belangrijkste hieronder bespreek.
Allereerst is de ‘gemiddelde consument’ geen statisch criterium. Het is een flexibel begrip dat steeds moet worden aangepast in het licht van de relevante omstandigheden. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met realistische overwegingen, zoals de te verwachten kennis over een bepaald product.
Met zijn tweede argument lijkt de AG een stap verder te gaan. Bij de beoordeling van – in dit geval – de (on)eerlijkheid van een handelspraktijk moet enkel rekening worden gehouden met de ‘typische gedragingen van de doorsneeconsument’. De doorsneeconsument is – in tegenstelling tot de Homo Economicus – geen koper die slechts een laag beschermingsniveau nodig heeft. De ‘gemiddelde consument’ is immers niet altijd in de positie om alle beschikbare informatie te verzamelen en daar verstandig naar te handelen.
Verder overweegt de AG dat de bekende termen ‘redelijk geïnformeerd, omzichtig en oplettend’ niet tot doel hebben om de lat voor bescherming hoger te leggen. De wetgever heeft enkel beoogd een vrij lage minimumdrempel op te werpen voor de ‘zeer goedgelovige, naïeve of oppervlakkige’ consument.
Reflectie
Het HvJ-EU moet nog uitspraak doen in deze procedure. De kogel is dus nog niet door de kerk. Toch zal de Homo Economicus nerveus op de kerkbank zitten. Hoewel de AG logischerwijs niet uitsluit dat een ‘gemiddelde consument’ in sommige situaties een Homo Economicus is, lijkt het er toch sterk op dat dit een zeldzaamheid zal zijn.
De conclusie van AG N. Emiliou – als deze wordt overgenomen door het HvJ-EU – is niet alleen relevant op de al genoemde terreinen, maar bijvoorbeeld ook bij het toetsen van de toelaatbaarheid van duurzaamheidsclaims. Zie voor meer informatie over dit onderwerp de blogs van mijn kantoorgenoten Jan Jacobi en Ludo Stroo.