Over de vraag of producenten van luxeartikelen hun erkende distributeurs inderdaad mogen verbieden om hun producten op internetplatforms van derden (zoals Amazon) aan te bieden, heeft het Hof van Justitie van de EU op 6 december jl. in zijn uitspraak in de Coty Germany-zaak duidelijkheid geschapen: dat is toegestaan voor zover daarmee het luxe-imago van het product werkelijk wordt gewaarborgd en deze voorwaarden voor alle potentiële verkopers zonder discriminatie worden toegepast.
De zaak bevestigt dat producenten in het kader van internetverkoop een zekere vrijheid hebben om hun distributeurs beperkingen op te leggen. Die vrijheid is echter niet onbeperkt en nieuwe regelgeving komt eraan.
Achtergrond Coty-zaak
Coty Germany (Coty) is een producent van luxecosmetica en verkoopt haar producten via een selectief distributienetwerk om het exclusieve karakter van haar producten te waarborgen. Een van de door haar erkende distributeurs is Parfümerie Akzente (Parfümerie Akzente). In een nieuwe selectieve-distributieovereenkomst was het distributeurs weliswaar toegestaan de luxecosmetica via internet te verkopen, maar hierbij gold de voorwaarde dat de website zo was vormgegeven dat deze de functie van “elektronische etalage” zou vervullen, waarbij het luxekarakter van de producten behouden zou blijven. Doorverkoop via handelsplatforms met derden was niet toegestaan. Parfümerie Akzente is het daar niet mee eens en wenst de producten via Amazon.de te verkopen.
Vraag reist of het selectieve-distributiestelsel van Coty, en meer specifiek het verbod op online handelsplatforms verenigbaar met het kartelverbod van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De zaak komt voor het Oberlandesgericht Frankfurt am Main, die deze vraag voorlegt aan het Hof van Justitie van de EU.
Criteria gebruik selectief-distributiestelsel
Een distributiestelsel waarbij een producent gebruik maakt van geselecteerde distributeurs kan een geschikt middel zijn om het behoud van de kwaliteit en het juiste gebruik van producten met een kwaliteitsimago te waarborgen. Voorwaarde is wel dat de distributeurs worden gekozen op grond van (1) objectieve criteria van kwalitatieve aard, die (2) uniform worden vastgesteld voor alle potentiële distributeurs, en die zonder discriminatie worden toegepast, waarbij (3) de eigenschappen van het betrokken product een dergelijk distributienetwerk noodzakelijk maken om de kwaliteit te behouden en (4) de selectiecriteria niet verder gaan dan noodzakelijk. Een selectief-distributiestelsel dat aan deze eisen voldoet, komt niet in strijd met het kartelverbod. In Coty wordt dat andermaal bevestigd.
Niet alle beperkingen zijn zonder meer geschikt en noodzakelijk om het luxe karakter te waarborgen. Met de Coty-uitspraak is duidelijk geworden dat dat wel kan gelden voor het verbod op internetverkoop via handelsplatforms van derden (zoals Amazon of Marktplaats). Op online-handelsplatforms worden namelijk diverse soorten producten verhandeld (en dus niet alleen luxeproducten) en met het verbod kan de leverancier erop toezien dat aan de gestelde kwaliteitseisen wordt voldaan, terwijl een (contractuele) band met een online platform van derden ontbreekt. Een dergelijk verbod gaat niet verder dan strikt noodzakelijk is, aangezien het niet leidt tot een absoluut verbod voor distributeurs om via internet te verkopen.
Groepsvrijstellingsverordening voor verticale overeenkomsten
Als een selectief-distributiestelsel in een voorkomend geval toch leidt tot een beperking van de mededinging, zal het vaak kunnen profiteren van de Groepsvrijstellingsverordening voor verticale overeenkomsten (zoals overeenkomsten tussen producenten en hun distributeurs). Deze vrijstelling op het kartelverbod geldt indien elk van de betrokken ondernemingen een marktaandeel van maximaal 30% heeft. Deze vrijstelling geldt echter niet voor zogeheten hardcore mededingingsbeperkingen, zoals de door de leverancier aan de distributeur opgelegde minimumprijzen. Ook aan de distributeur opgelegde beperkingen met betrekking tot het gebied waarin en klanten waaraan zij levert, en beperkingen van actieve of passieve verkoop kunnen niet van de vrijstelling profiteren. Dat geldt ook voor verboden om merken van concurrerende leveranciers te verkopen.
Met de Coty-uitspraak is duidelijk geworden dat een verbod op het gebruik van internetplatforms, voor zover die al tot een mededingingsbeperking leidt, ook van de groepsvrijstelling kan profiteren. Van een beperking van de klantenkring of van actieve of passieve verkoop is dus geen sprake. Het verbod betekent namelijk geen absoluut verbod op internetverkoop, nu distributeurs via hun eigen webshops kunnen blijven verkopen.
Selectieve distributie bij niet-luxeproducten
De zaak Coty is ook relevant voor producten die geen luxeproducten zijn. Ook voor deze producten kan het gerechtvaardigd zijn een selectief-distributiestelsel te hanteren, mits aan de hierboven genoemde criteria wordt voldaan. Anders dan bij luxeproducten, kan echter niet zonder meer worden aangenomen dat een selectief-distributiestelsel gerechtvaardigd is en dus buiten het kartelverbod blijft. Zolang dergelijke afspraken geen hardcore-beperkingen bevatten, kunnen zij mogelijk wel van de Groepsvrijstelling voor verticale overeenkomsten profiteren, mits zij geen verboden contractuele beperkingen bevatten (zie hiervóór).
Niet alle contractuele beperkingen zijn verboden. Het is wel toegestaan om leden van een distributiestelsel te verbieden goederen of diensten te produceren of te verkopen die met de contractgoederen of diensten concurreren, mits de duur van een dergelijk beding tot vijf jaar is beperkt. En ook voor niet-luxeproducten geldt dat een verbod op het gebruik van online-marktplaatsen in het kader van selectieve distributie niet van de werkingssfeer van de Groepsvrijstelling verticalen is uitgezonderd.
Geografische verkoopbeperkingen (ook wel: geoblocking) verdienen bijzondere aandacht bij online verkoop, omdat deze in de regel de mededinging sterk kunnen beperken. Zo mag een online verkoper niet worden verplicht om klanten uit andere lidstaten te weigeren (d.w.z. een verbod op passieve verkoop). Het is daarentegen onder omstandigheden wel toegestaan verkopers te verbieden zich actief op een andere markt te begeven, indien aan een distributeur een gebied exclusief wordt toegewezen, en de verkoopmogelijkheden door de klanten van de afnemer niet worden beperkt.
Vooruitblik: de Geoblocking-verordening
De EU wenst geoblocking echter wel aan banden te leggen. Recent is er overeenstemming bereikt over een Geoblocking-verordening, die het consumenten veel eenvoudiger moet maken om vanuit hun eigen lidstaat producten online te kopen bij webwinkels in een andere lidstaat. Het zal online verkopers bijvoorbeeld niet langer zijn toegestaan consumenten op grond van nationaliteit, woon- of verblijfplaats te blokkeren, of jegens hen discriminerende voorwaarden te hanteren. Zo moeten consumenten het recht krijgen om op buitenlandse sites te kopen, zonder bijvoorbeeld verplicht te zijn met een bankpas of creditcard die in een ander land is uitgegeven te betalen, of doorgestuurd te worden naar een website van de eigen lidstaat. Deze regels zullen in alle gevallen gelden, ongeacht of deze in afspraken tussen producenten en distributeurs zijn neergelegd. De verordening zal naar verwachting eind 2018 van kracht worden.
Meer weten?
Wilt u meer weten over de (mededingingsrechtelijke) regels die gelden bij online verkoop, neemt u dan gerust contact op met Joost Fanoy en/of Gijs van Midden.