De waarschuwingsplicht van de aannemer bij meerkosten
12 juli 2022
Leestijd: 6 minuten

Waarschuwingsplicht van de aannemer bij meerkosten

Onlangs heeft de Hoge Raad een interessant arrest gewezen over de waarschuwingsplicht van de aannemer bij een prijsverhoging als gevolg van meerwerk in de zin van artikel 7:755 BW.[1] Uit het arrest volgt dat de waarschuwingsplicht niet zover reikt, dat vereist is dat de opdrachtgever ook inzicht wordt verschaft in de omvang van de prijsverhoging.  

Meerwerk

Indien de opdrachtgever toevoegingen of veranderingen wenst in het met de aannemer overeengekomen werk, is sprake van meerwerk. Op grond van artikel 7:755 BW heeft een aannemer in beginsel recht op een prijsverhoging als gevolg van meerwerk, maar alleen als hij de opdrachtgever er ook tijdig op heeft gewezen dat voor het gewenste meerwerk een prijsverhoging noodzakelijk is. Deze waarschuwingsplicht van de aannemer strekt tot bescherming van de opdrachtgever tegen onverwachte kostenoverschrijdingen. Uit de tenzij-clausule van artikel 7:755 BW vloeit voort dat deze waarschuwingsplicht slechts dan niet bestaat, indien de opdrachtgever de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. In die situatie hoeft de opdrachtgever immers niet beschermd te worden tegen onverwachte kostenoverschrijdingen.

Niet is vereist dat de aannemer en de opdrachtgever vervolgens overeenstemming bereiken over de prijs van het meerwerk. Van belang is slechts dat de opdrachtgever zich bewust is van de noodzaak van een prijsverhoging. Artikel 7:755 BW geeft geen antwoord op de vraag of de opdrachtgever zich ook bewust dient te zijn van de omvang van de noodzakelijke prijsverhoging. In de rechtspraak en literatuur bestond onduidelijkheid over het antwoord op deze vraag. In het hier besproken arrest heeft de Hoge Raad aan die onduidelijkheid een einde gemaakt.

De casus

Eiseres heeft in september 2016 aan aanneemster de opdracht verstrekt om een aantal raatliggers te produceren voor een aanneemsom van €9.000,-. In oktober 2016 stuurt aanneemster aan eiseres een e-mail met daarin de tekst:

“Is het de bedoeling dat wij de liggers compleet afmaken? Wij hebben alleen de opdracht voor het produceren van de liggers als raatligger en geen verdere bewerkingen. Laat ons aub even iets weten?”

Eiseres reageert hierop bevestigend, waarna de complete raatliggers in november 2016 aan eiseres worden geleverd. Vervolgens ontvangt eiseres van aanneemster een factuur voor het afgesproken bedrag van €9.000,-, die zij tijdig voldoet. Daarna ontvangt eiseres echter ook een tweede factuur ter hoogte van maar liefst €42.564,36 voor – volgens aanneemster – aanvullende werkzaamheden. Eiseres is het niet eens met deze tweede factuur en stuurt aanneemster een e-mail met onder meer de volgende inhoud:

“Al met al heb ik de liggers bekeken en wil ik er natuurlijk goed uitkomen met jullie. Nu ik de definitieve tekeningen gezien heb snap ik wel dat jullie het voor het bedrag van € 9.000,- niet kunnen maken. Echter vind ik de hoogte van de factuur die we nu hebben ontvangen ook nergens op slaan.”

Eiseres voldoet de tweede factuur niet, waarna aanneemster een procedure start waarin zij vordert eiseres te veroordelen tot betaling van de tweede factuur.

Rechtbank en hof: toepassing waarschuwingsplicht bij meerwerk

Zowel de rechtbank als het hof hebben de vordering van aanneemster toegewezen. Het hof oordeelt dat sprake is van meerwerk in de zin van artikel 7:755 BW en dat aanneemster eiseres niet heeft gewezen op de noodzaak van een uit de gewenste toevoegingen voortvloeiende prijsverhoging, zoals artikel 7:755 BW vereist. Het hof meent echter dat de tenzij-clausule hier aan de orde is, nu eiseres in de gegeven omstandigheden de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. Uit de eigen woorden van eiseres – “Nu ik de definitieve tekeningen gezien heb snap ik wel dat jullie het voor het bedrag van € 9.000,- niet kunnen maken.” – blijkt bovendien dat zij de noodzaak van de prijsverhoging ook daadwerkelijk begreep. Nu het hof meent dat de door aanneemster in rekening gebrachte prijs redelijk is, wordt eiseres veroordeeld tot het betalen van de tweede factuur.

Hoge Raad: inzicht in omvang van de meerkosten niet vereist

In cassatie klaagt eiseres dat voor de toepassing van de tenzij-clausule in artikel 7:755 BW niet voldoende is dat de opdrachtgever de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. Daarvoor is, volgens eiseres, ook vereist dat de opdrachtgever (een reëel) inzicht heeft in de omvang van de prijsverhoging.

De Hoge Raad gaat hier niet in mee. Naar het oordeel van de Hoge Raad blijkt noch uit de tekst van artikel 7:755 BW, noch uit de wetsgeschiedenis dat vereist is dat de opdrachtgever inzicht geeft in de omvang van de prijsverhoging. Volgens de Hoge Raad ligt het op de weg van de opdrachtgever om bij de aannemer te informeren omtrent de omvang van de noodzakelijke prijsverhoging en vervolgens te beslissen of hij de gewenste toevoegingen of veranderingen voor die prijs aan de aannemer wil opdragen.

Redelijke prijs bij meerwerk

Ten aanzien van de omvang van de prijsverhoging van het meerwerk blijft de opdrachtgever overigens niet volledig onbeschermd. De Hoge Raad voegt immers aan zijn oordeel toe dat – zoals ook het hof had aangenomen – ook indien sprake is van meerwerk en de opdrachtgever zich bewust is van de noodzaak van een prijsverhoging als gevolg daarvan, maar geen prijs is afgesproken, de aannemer slechts een redelijke prijs in rekening mag brengen. De Hoge Raad bevestigt daarmee dat de regel van artikel 7:752 BW ook van toepassing is op de prijs van meerwerk.

Nu het oordeel van het hof, dat de door aanneemster in rekening gebrachte prijs redelijk is, in stand blijft, dient eiseres definitief de tweede factuur te voldoen.

Conclusie

De Hoge Raad gaat met deze uitspraak in tegen het door advocaat-generaal Lindenbergh en in de literatuur en lagere rechtspraak breed verdedigde standpunt dat de opdrachtgever, die vaak wel zal begrijpen dat enigerlei prijsverhoging de consequentie van het meerwerk zal zijn, ook een reëel inzicht moet worden verschaft in de omvang van de te verwachten meerkosten.[2] Men kan zich afvragen in hoeverre dit oordeel van de Hoge Raad in overeenstemming is met de beschermende ratio van de waarschuwingsplicht van de aannemer van artikel 7:755 BW.

In ieder geval is het – ter voorkoming van onaangename verrassingen – voor de praktijk van belang om als opdrachtgever bij meerwerk zelf bij de aannemer te informeren naar de omvang van de noodzakelijke prijsverhoging.

 

De auteur van dit artikel is niet langer werkzaam bij BarentsKrans, voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Philip Fruytier.

 

[1] HR 1 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:989.

[2] Zie bijv. Asser/Van den Berg & Van Gulijk 7-VI 2022/133 en de aldaar genoemde rechtspraak; T&C BW, commentaar op art. 7:755 BW; GS Bijzondere overeenkomsten, art. 7:755 BW, aant. 4.1 en M. Dierikx in haar noot onder RvA 8 januari 2002, nr. 22.382, TvC 2002, p. 196-197.