21 december 2017
Leestijd: 4 minuten

De vereisten van een ingebrekestelling en enkele uitzonderingen

De Hoge Raad wees afgelopen vrijdag 15 december 2017 een arrest, waarin aan de orde komt wanneer een schuldeiser nog verplicht is om een ingebrekestelling te sturen bij een gebrekkige nakoming (ECLI:NL:HR:2017:3144). In sommige gevallen leiden het gedrag en de mededelingen van de schuldenaar er namelijk toe, dat diens verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. Dit blog gaat kort in op de vereisten van een ingebrekestelling en een tweetal uitzonderingen daarop, zoals aan de orde kwam in voornoemd arrest.

Achtergrond

In 2009 hebben partijen gesproken over de verbouwing van de woning van de verzoeker tot cassatie op Curaçao. Partijen hebben afgesproken dat verweerder toezicht zou houden op de verbouwing en daarvoor bepaalde materialen zou aanschaffen. Dat gaat niet goed, en de verzoeker tot cassatie, schuldeiser in deze zaak, vordert onder meer schadevergoeding. De schuldenaar verweert zich evenwel met de stelling dat hij niet in gebreke is gesteld en dus ook niet in verzuim is komen te verkeren. Het hof honoreert dit verweer.

Vereisten ingebrekestelling en uitzonderingen

Verzuim van de schuldenaar treedt in de regel pas in nadat de schuldeiser hem in gebreke heeft gesteld. Voor een ingebrekestelling gelden vier vereisten:

  1. een aanmaning;
  2. een duidelijke termijn waarbinnen moet worden gepresteerd;
  3. de termijn is redelijk;
  4. duidelijkheid over wat wordt gevorderd en op grond waarvan.

Hierop geldt een aantal uitzonderingen, waarvan er twee zijn opgenomen in artikel 6:82 lid 2 en artikel 6:83 sub c BW.

Uitleg artikel 6:82 en 6:83 BW

Artikel 6:82 lid 2 BW voorziet, voor zover relevant voor het hier besproken arrest, in het geval dat uit de houding van de schuldenaar blijkt dat aanmaning en een termijnstelling zinloos zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om gevallen dat de schuldenaar stelt pas veel later tot nakoming verplicht te zijn, aansprakelijkheid ontkent of op mededelingen van de schuldeiser in het geheel niet meer reageert. In dit soort gevallen kan de schuldeiser voor de ingebrekestelling volstaan met de schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat de schuldenaar voor het niet nakomen aansprakelijk wordt gesteld.

Artikel 6:83 sub c BW gaat nog een stap verder en bepaalt dat verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze zal tekortschieten. In dat geval hoeft de schuldeiser dus geen ingebrekestelling te sturen.

De grens tussen deze bepalingen is vloeiend. Het gedrag van de schuldenaar kan beide kanten op wijzen. Maar welke bepaling uiteindelijk van toepassing is, kan tot winst of verlies van de zaak leiden. In het ene geval was een ingebrekestelling namelijk nog wel vereist voor het intreden van verzuim, zij het een ‘light’ variant (artikel 6:82 lid 2 BW), in het andere geval niet (artikel 6:83 sub c BW).

Schuldeiser had ingebrekestelling moeten sturen

Verwarring tussen beide bepalingen speelde het hof in deze zaak parten. Het hof had namelijk overwogen dat niet is gebleken dat een ingebrekestelling bij voorbaat nutteloos was, zodat artikel 8:83 sub c BW niet van toepassing was en geen verzoek kon intreden bij gebrek aan een ingebrekestelling. Volgens de verzoeker tot cassatie haalt het hof hier artikel 6:82 lid 2 BW en artikel 6:83 sub c BW door elkaar. Inderdaad wijst de overweging ‘dat niet is gebleken dat een ingebrekestelling bij voorbaat nutteloos was’ in deze richting. De toets van artikel 6:83 sub c BW is immers of de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze zal tekortschieten, en niet of een ingebrekestelling nutteloos is (dat duidt meer op artikel 6:82 lid 2 BW).

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad heldert de zaak eenvoudig op door te overwegen dat het oordeel van het hof aldus moet worden verstaan, dat het hof conform artikel 6:83 sub c BW heeft onderzocht of de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moest afleiden dat laatstgenoemde in de nakoming van de op hem rustende verbintenissen uit de aannemingsovereenkomst zou tekortschieten, in welk geval een ingebrekestelling achterwege kon blijven. Hierdoor viste de schuldeiser alsnog achter het net: hij had een deugdelijke ingebrekestelling moeten sturen. Dit gaat helaas veel vaker fout, terwijl dat niet nodig is. Een goede ingebrekestelling sturen, is een betrekkelijk kleine moeite, maar kan veel problemen voorkomen als partijen onverhoopt voor de rechter belanden.

Deze auteur is niet langer werkzaam bij BarentsKrans, voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Philip Fruytier.