20 september 2017
Leestijd: 6 minuten

Volledige proceskosten­vergoeding bij misbruik van procesrecht

Als vast komt te staan dat iemand misbruik van procesrecht heeft gemaakt, wordt aangenomen dat diegene kan worden aangesproken voor de volledige proceskosten van zijn wederpartij (dus inclusief diens volledige advocaatkosten). Afgelopen vrijdag bevestigde de Hoge Raad in twee arresten dat volledige kostenveroordeling van zowel de eiser, als de gedaagde mogelijk is. De Hoge Raad zet uiteen onder welke voorwaarden volledige proceskosten kunnen worden toegewezen.

Misbruik van procesrecht: bedrog bij aangaan overeenkomst

In de zaak die leidde tot het arrest van 15 september jl. (ECLI:NL:HR:2017:2366) vorderde de eiseres in cassatie levering van twee percelen grond die zij had gekocht via bemiddeling door een makelaar. Die makelaar had zijn diensten verricht op grond van een exclusieve bemiddelingsovereenkomst met de verkopers van de grond. De verkopers weigerden echter de grond te leveren, omdat zij meenden dat er vanwege een tussengekomen gedeeltelijke onteigening geen sprake meer was van een geldige koopovereenkomst. De eiseres in cassatie legde daarop beslag op de percelen en startte een procedure.

Tijdens een getuigenverhoor werd duidelijk dat de makelaar twee heren had gediend. Naast makelaar van de verkopers bleek hij ook bestuurder en aandeelhouder van de eiseres in cassatie en had hij verregaande zeggenschap gehad over de transactie. Hij had de eiseres in cassatie echter opgedragen om zijn positie bij haar tegenover de verkopers te verzwijgen. In de procedure is de overeenkomst tussen de eiseres in cassatie en de verkopers daarom na cassatie en verwijzing wegens bedrog vernietigd.

Vordering tot volledige proceskosten

De verkopers van de grond zijn vervolgens een schadevergoedingsprocedure tegen de eiseres in cassatie en de makelaar begonnen. In deze procedure vorderden zij van beide hun volledige kosten voor rechtsbijstand in de procedure over de levering van de grond. Volgens de verkopers had de eiseres in cassatie zich in die procedure schuldig gemaakt aan misbruik van procesrecht, omdat zij wist dat de koopovereenkomst waarvan zij nakoming vorderde onder invloed van bedrog tot stand was gekomen. De makelaar zou onrechtmatig hebben gehandeld door zijn positie bij de eiseres in cassatie te (laten) verzwijgen. Het hof wees beide vorderingen toe. De eiseres in cassatie had volgens het hof een bij voorbaat kansloze vordering ingesteld, zodat sprake was geweest van misbruik van procesrecht, en de makelaar had zijn dubbele positie inderdaad onrechtmatig onder de pet gehouden.

In cassatie: bij voorbaat kansloze vordering?

De eiseres in cassatie en de makelaar kwamen van deze beslissingen in cassatie. De eiseres in cassatie klaagde daarbij onder meer over het oordeel dat haar vordering tot levering van de grond bij voorbaat kansloos was, omdat die vordering aanvankelijk juist door het hof was toegewezen. Pas na cassatie en verwijzing was de overeenkomst immers wegens bedrog vernietigd.

Misbruik van procesrecht uitzondering op forfaitaire proceskostenvergoeding

De Hoge Raad geeft in zijn arrest een overzicht van de toepasselijke rechtsregels. Hij overweegt dat de artikelen 237-240 Rv, die zien op de forfaitaire proceskostenvergoeding in civiele procedures, in beginsel een limitatieve en exclusieve regeling bevatten voor de kosten waarin de in het ongelijk gestelde wederpartij kan worden veroordeeld. Deze regeling derogeert aan artikel 6:96 lid 2 BW, waarin is bepaald dat de kosten voor vaststelling van aansprakelijkheid en schade als vermogensschade gelden, en aan het uitgangspunt dat degene die jegens een ander toerekenbaar onrechtmatig handelt gehouden is de volledige schade van die ander te vergoeden.

Een uitzondering op het regime van de artikelen 237-240 Rv is volgens de Hoge Raad alleen mogelijk onder buitengewone omstandigheden, zoals wanneer sprake is van misbruik van procesrecht of het onrechtmatig instellen van een procedure. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de exclusiviteit van de proceskostenregeling van de artikelen 237-240 Rv strekt tot bescherming van procespartijen. Met die regeling is beoogd dat zij zich niet door vrees voor een veroordeling tot vergoeding van omvangrijke proceskosten van de wederpartij ervan laten weerhouden hun standpunt in een procedure aan de rechter voor te leggen.

Daarom moet voor een volledige proceskostenvergoeding worden voldaan aan de maatstaf voor misbruik van procesbevoegdheid. In het eerdere arrest Duka/Achmea (ECLI:NL:HR:2012:BV7828) had de Hoge Raad al een strenge maatstaf neergelegd voor misbruik van procesrecht: daar is sprake van als het instellen van een vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Daarvan kan sprake zijn als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, of op stellingen en omstandigheden waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Daarbij past terughoudendheid gelet op het recht tot toegang tot de rechter, dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.

Deze ‘bescherming’ geldt slechts voor de procespartijen in een bepaalde procedure. De hiervoor beschreven strenge maatstaf geldt in dit geval dus niet voor de makelaar. Die was immers geen partij geweest in de eerdere nakomingsprocedure tussen De eiseres in cassatie en de verkopers van de grond. Voor aansprakelijkheid van een niet in de procedure betrokken derde kan volgens de Hoge Raad worden aangesloten bij de regels voor aansprakelijkheid en schadevergoeding met betrekking tot kosten die in verband met een bestuursrechtelijke procedure zijn gemaakt (HR 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1212). Daarbij zijn het causaal verband (artikel 6:98 BW) en de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW (het maken van de kosten én de omvang daarvan moeten redelijk zijn) van belang.

Overigens kon het oordeel van het hof volgens de Hoge Raad wat betreft motivering door de beugel: het feit dat De eiseres in cassatie door het hof aanvankelijk in het gelijk was gesteld, maakt niet dat in de onderhavige procedure geen misbruik van procesrecht meer kon worden aangenomen.

Misbruik van procesrecht door verweerder

In een ander arrest van afgelopen vrijdag (ECLI:NL:HR:2017:2360), dat ik in de beperkte ruimte van dit artikel niet inhoudelijk zal bespreken, overwoog de Hoge Raad dat ook een verweerder zich schuldig kan maken aan misbruik van procesrecht en als gevolg daarvan met een vordering tot vergoeding van de volledige proceskosten van de eiser kan worden geconfronteerd. In de casus die aan het genoemde arrest ten grondslag lag, had de verweerder het procesrecht misbruikt door in strijd met de waarheidsplicht van artikel 21 Rv feiten achter te houden en consequent stellingen te handhaven die met die feiten strijdig waren.

Conclusie

Duidelijk is dat bij (hoge) uitzondering op de forfaitaire proceskostenregeling de volledige proceskosten kunnen worden toegewezen. Daarvoor is vereist dat sprake is van misbruik van procesrecht en/of onrechtmatig procederen door de wederpartij. Ook een verweerder kan zich daaraan bezondigen. Deze hoge drempel geldt alleen voor procespartijen: een eventuele derde kan wel op grond van de ‘gewone’ aansprakelijkheidsregels worden aangesproken voor alle schade – dus ook de volledige proceskosten van de gelaedeerde – die zijn onrechtmatig handelen heeft veroorzaakt. Vanzelfsprekend is dan wel vereist dat er causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen van die derde en de gemaakte proceskosten, en dat aan de redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW is voldaan.