Huwelijkse voorwaarden bevatten veelal regelingen ten aanzien van de vermogensrechtelijke afwikkeling van een echtscheiding. Bij het aangaan van huwelijkse voorwaarden komt aan de (aanstaande) echtgenoten contractsvrijheid toe. Deze contractsvrijheid is echter wel begrensd, de huwelijkse voorwaarden mogen niet in strijd zijn met de wet. Op 25 november 2022 heeft de Hoge Raad in lijn met eerdere uitspraken geoordeeld dat een nihilbeding opgenomen in huwelijkse voorwaarden buiten het zicht van echtscheiding nietig is.
Nihilbeding in huwelijkse voorwaarden
Het komt geregeld voor dat (aanstaande) echtgenoten in huwelijkse voorwaarden bij voorbaat over en weer wensen af te zien van het recht op partneralimentatie bij echtscheiding, een zogenoemd ‘nihilbeding’. Thans bepaalt de wet dat echtgenoten vóór of na de beschikking tot echtscheiding bij overeenkomst kunnen bepalen of, en zo ja tot welk bedrag, een echtgenoot tegenover de ander tot een uitkering tot levensonderhoud zal zijn gehouden. Aldus is het mogelijk voor echtgenoten om in het zicht van echtscheiding een nihilbeding overeen te komen. De wet biedt echter geen ruimte voor het overeenkomen van een nihilbeding buiten het zicht van echtscheiding (bijvoorbeeld in huwelijkse voorwaarden overeengekomen voorafgaande aan het huwelijk), in die situatie is een nihilbeding nietig.
De afgelopen jaren wordt de vraag naar de (maatschappelijke) rechtvaardiging van het recht op partneralimentatie steeds vaker ter discussie gesteld. De maatschappelijke realiteit is dat één op de drie huwelijken vandaag de dag eindigt in een echtscheiding. Dit aantal loopt zelfs op naar één op de twee huwelijken indien het huwelijk kinderloos is gebleven. Daarnaast kan de wens tot het overeenkomen van een nihilbeding voortvloeien uit de wens van echtgenoten om financieel onafhankelijk te blijven van elkaar. De vraag is echter of echtgenoten ten tijde van het opstellen van huwelijkse voorwaarden de financiële gevolgen van het huwelijk en het nihilbeding kunnen overzien. Vermogensposities kunnen immers drastisch wijzigen gedurende het huwelijk.
Wet herziening partneralimentatie
In 2020 is de Wet herziening partneralimentatie in werking getreden. De initiatiefnemers van het wetsvoorstel waren van mening dat contractsvrijheid het uitgangspunt diende te zijn bij het maken afspraken ten aanzien van partneralimentatie: (aanstaande) echtgenoten moeten zelf kunnen bepalen of zij na een echtscheiding jegens elkaar verplicht zijn tot het betalen van partneralimentatie. De Raad van State uitte daarop als kritiek dat de mogelijkheid om het recht op partneralimentatie (bij voorbaat) uit te sluiten afdoet aan de bescherming van de zwakkere partij. Het staat immers niet vast dat de echtgenoten al voorafgaand aan het huwelijk voldoende inzicht hebben in de financiële gevolgen van een dergelijke afspraak. Mede als gevolg van de kritiek van de Raad van State is bij de Wet herziening partneralimentatie géén nihilbeding buiten het zicht van echtscheiding geïntroduceerd, ‘slechts’ de duur van de partneralimentatie is gewijzigd (van maximaal twaalf jaar naar de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaar, waarbij er wel een aantal uitzonderingsgevallen is en de hardheidsclausule is verruimd om maatwerk te bieden in schrijnende gevallen).
Hoewel de Hoge Raad in 1980 en 1996 heeft geoordeeld dat de wet geen ruimte biedt voor een nihilbeding buiten het zicht van echtscheiding, is er als gevolg van uitspraken van lagere rechters onduidelijkheid ontstaan over de geldigheid van nihilbedingen in huwelijkse voorwaarden. Hoewel een nihilbeding buiten het zicht van echtscheiding nietig is, kunnen de omstandigheden maken dat een beroep op nietigheid van het nihilbeding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
De Hoge Raad houdt vast aan zijn arresten van 1980 en 1996
Op 25 november 2022 heeft de Hoge Raad (na cassatie in belang der wet), in lijn met zijn arresten van 1980 en 1996, geoordeeld dat een nihilbeding opgenomen in huwelijkse voorwaarden buiten het zicht van echtscheiding nietig is. Aldus oordeelt de Hoge Raad dat de huidige wet zich verzet tegen een nihilbeding in huwelijkse voorwaarden. Volgens de Hoge Raad ligt het op de weg van de wetgever (en niet op de weg van de rechterlijke macht) om een (voorhuwelijks) nihilbeding mogelijk te maken. Aangezien de geuite kritiek van de Raad van State op de Wet herziening partneralimentatie er recent nog toe heeft geleid dat de wet geen ruimte biedt voor contractsvrijheid op het punt van nihilbedingen in huwelijkse voorwaarden, schatten wij de kans gering in dat de wetgever zich op korte termijn hier nogmaals aan zal wagen.
Contractsvrijheid naar huidig recht
Volledigheidshalve merken wij graag op dat uit andere rechtspraak volgt dat het wél mogelijk is om rechtsgeldig een voorhuwelijkse overeenkomst aan te gaan op grond waarvan een bijdrage wordt geleverd aan het levensonderhoud van de voormalige echtgenoot voor zover deze bijdrage gelijk is aan of hoger dan het bedrag dat volgens de wet verschuldigd zou zijn aan partneralimentatie. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat de ene echtgenoot jegens de andere echtgenoot op grond van de wet geen alimentatie verschuldigd zou zijn, maar de echtgenoten voorafgaand aan het huwelijk hebben afgesproken dat er ingeval van een echtscheiding alsnog voor een bepaalde duur een zeker bedrag aan alimentatie betaald zal worden aan de andere (ex-)echtgenoot.
Uiteraard blijft het daarnaast mogelijk om met het oog op een voorgenomen echtscheiding of na een echtscheiding afspraken te maken over de partneralimentatieplicht.
Nietigheid en contractsvrijheid?
Hoewel de Hoge Raad opnieuw heeft geoordeeld dat nihilbedingen in huwelijkse voorwaarden nietig zijn, rest de vraag hoe in de praktijk om te gaan met wensen van (aanstaande) echtgenoten om in huwelijkse voorwaarden bij voorbaat over en weer af te zien van het recht op partneralimentatie bij echtscheiding. Een mogelijke oplossing kan worden gevonden door in huwelijkse voorwaarden nader uit te werken dat de (aanstaande) echtgenoten bij echtscheiding wensen de wettelijke regels ten aanzien van partneralimentatie buiten toepassing te laten. Ook de beweegredenen kunnen worden opgenomen in huwelijkse voorwaarden. Hoewel een wens niet juridisch afdwingbaar is kan de hiervoor bedoelde wording mogelijk maken dat naleving van de wens via de redelijkheid en billijkheid kan worden bereikt. De toekomst zal ons leren of er ten aanzien van het nihilbeding naast nietigheid ruimte is voor contractsvrijheid.
Voorgaande geldt eveneens voor het opnemen van een nihilbeding in partnerschapsvoorwaarden tussen geregistreerde partners.