arrest Kleuterschool Babbel
22 maart 2022
Leestijd: 6 minuten
Cassatie Ken uw klassiekers

Kleuterschool Babbel: aansprakelijkheid van de rechtspersoon | Ken uw klassiekers

In deze rubriek bespreken de (cassatie)advocaten van BarentsKrans oude arresten die nog steeds relevant zijn. In het arrest “Kleuterschool Babbel” (ECLI:NL:HR:1979:AH8595) bepaalde de Hoge Raad dat een rechtspersoon voor een onrechtmatige gedraging aansprakelijk kan zijn, indien de gedraging van de handelende persoon in het maatschappelijk verkeer als een gedraging van de rechtspersoon kan worden aangemerkt. Dit uitgangspunt wordt door de Hoge Raad ook vandaag de dag nog toegepast om de aansprakelijkheid van rechtspersonen voor onrechtmatige gedragingen van personen vast te stellen.

De casus

Aannemer Reuvers heeft in 1966 in de gemeente Zwolle in opdracht van een stichting kleuterschool Babbel gebouwd. Zeven jaar later stort het houten dak van kleuterschool Babbel in. Gelukkig gebeurde dit op een zondag en raakte niemand gewond, maar de ravage en de schrik waren groot.

Een wethouder van de gemeente Zwolle legt tijdens een TV-interview direct de schuld van het ongeval bij aannemer Reuvers. Reuvers zou de dakconstructie niet volgens de eisen hebben gebouwd. De uitspraak van de wethouder is ook op de radio te horen en in de krant te lezen. In een persbericht geeft de gemeente Zwolle bovendien aan de Reuvers formeel aansprakelijk wordt gesteld voor de schade naar aanleiding van de instorting van het dak.

Na een procedure bij de Raad van Arbitrage blijkt dat de aansprakelijkheid voor de foutieve dakconstructie van kleuterschool Babbel geheel is gelegen bij de stichting die aan Reuvers opdracht voor de bouw heeft gegeven. Van enige fout van Reuvers zelf is niet gebleken en de aannemer draagt geen enkele verantwoordelijkheid voor de instorting.

Reuvers heeft naar aanleiding van de uitlatingen van de wethouder en de gemeente grote schade geleden. Hij is in zijn reputatie geschaad en heeft als gevolg daarvan zijn bedrijf achteruit zien gaan. Hij laat het er niet bij zitten. Reuvers stelt de gemeente Zwolle aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de onterechte uitlatingen van de wethouder.

De orgaanleer

Zowel de rechtbank als het gerechtshof wijzen de vordering van Reuvers af. De rechtbank en het hof erkennen dat Reuvers schade heeft geleden, maar zijn van oordeel dat de gemeente niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade. Naar het oordeel van het hof kan het handelen van de wethouder alleen een onrechtmatige daad van de gemeente opleveren, als de wethouder een orgaan van de gemeente zou zijn. Het hof baseerde deze overweging op de zogenoemde ‘orgaanleer’ die door de Hoge Raad in 1955 was aangenomen.[1] Op grond van de orgaanleer kan pas sprake zijn van een onrechtmatige daad van de rechtspersoon, indien de onrechtmatige handeling is verricht door een orgaan van de rechtspersoon. Op grond van de Gemeentewet zijn slechts de gemeenteraad, de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders organen van de gemeente. Een individuele wethouder is geen orgaan van de gemeente.

Het Babbel-criterium

De Hoge Raad oordeelt anders en breekt met het uitgangspunt dat rechtspersonen alleen door gedragingen van organen zelf onrechtmatig kunnen handelen. De Hoge Raad formuleert een nieuwe maatstaf:

“Het (…) eerste middel komt terecht op tegen ’s Hofs oordeel dat voor de vraag of een Gemeente voor de gedragingen van een wethouder kan worden aangesproken, beslissend is of de wethouder in de Gemeentewet als orgaan van de Gemeente wordt erkend. De gedragingen van een wethouder kunnen immers ook dan een onrechtmatige daad van de Gemeente opleveren, wanneer zij in het maatschappelijk verkeer als gedragingen van de gemeente hebben te gelden. Aangenomen moet worden dat dit het geval is, wanneer de gedragingen van een wethouder van onderwijs bestaan in het doen van uitlatingen in zijn hoedanigheid ter zake van de aansprakelijkheid voor gebreken in de bouw van een in de gemeente gevestigde kleuterschool.”

In deze overweging legt de Hoge Raad het criterium aan dat nog altijd wordt gehanteerd bij het geven van een antwoord op de vraag of een bepaalde onrechtmatige gedraging geldt als een onrechtmatige daad van een rechtspersoon. Dit is volgens de Hoge Raad het geval indien in het maatschappelijk verkeer de gedraging wordt beschouwd als een gedraging van de rechtspersoon. Dit criterium wordt ook wel aangeduid als het ‘Babbel-criterium’.

Toepassing van het Babbel-criterium

Het Babbel-criterium is door de Hoge Raad sinds het Kleuterschool Babbel-arrest veelvuldig en in verschillende situaties toegepast. Hoewel het arrest Kleuterschool Babbel gaat over de aansprakelijkheid van een publiekrechtelijke rechtspersoon – namelijk een gemeente – wordt het Babbel-criterium ook toegepast voor aansprakelijkheid van privaatrechtelijke rechtspersonen.[2] Door de Hoge Raad is in latere rechtspraak verduidelijkt dat een gedraging die in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als gedraging van een rechtspersoon, tegelijkertijd ook kan worden toegerekend aan de natuurlijke persoon die deze gedraging feitelijk verrichtte.[3] Aansprakelijkheid van de rechtspersoon door toepassing van het Babbel-criterium, betekent dus niet dat de handelende persoon zelf niet aansprakelijk is.

De Hoge Raad heeft daarnaast geoordeeld dat ook de toerekening van kennis aan een rechtspersoon moet worden beoordeeld aan de hand van het Babbel-criterium.[4] Met de toerekening van kennis aan een rechtspersoon wordt bedoeld dat kennis van een individu ook geldt als kennis van een rechtspersoon. Dit is relevant, omdat veel regels in het burgerlijk recht gevolgen verbinden aan de aanwezigheid van kennis bij een partij.

Relevantie

De toerekening van gedragingen van natuurlijke personen aan de rechtspersoon biedt bescherming aan partijen die met publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen te maken hebben, via de natuurlijke personen die bij deze rechtspersonen zijn betrokken. Omdat deze situatie zich in het dagelijks leven regelmatig voordoet, is het Babbel-criterium voor de rechtspraktijk nog altijd relevant.

 

De auteur van dit artikel is niet langer werkzaam bij BarentsKrans, voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Philip Fruytier.

 

[1]  HR 10 juni 1955, NJ 1955, 533.

[2] Zie bijvoorbeeld HR 3 november 1982, ECLI:NL:HR:1982:AC6941; HR 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2162; HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5881 (Spaanse Villa) en HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 (Tulip Air).

[3] HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5881 (Spaanse Villa) en HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 (Tulip Air).

[4] HR 11 mei 1990 ECLI:NL:HR:1990:AC2014 (Los Gauchos); HR 11 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7344 en HR 11 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT6018.